Één
–
–
Nu iedereen mijn partner is
Heb ik veel minder ergernis
Ik loop mijn partners tegemoet
En tik beleefd tegen mijn hoed
Dan probeer ik te luisteren
Naar wat ze tussen regels fluisteren
Dan probeer ik te zijn
Waar zij zijn, soms doet dat pijn
Soms ook vrolijkheid, gelach
Met mijn partners
Elke dag
Wel een cadeautje uit de kast
Soms pakt zo’n partner me zelfs vast
En knuffelt me een hele tijd
En na die tijd
Neemt afscheid
–
–
-en ikzelf, die ééncellige
in dit grote lichaam
deze wereld vol partners-
–
–
-ik verlang te zijn
met cellen zoals ik-
–
–
en ikzelf, ééncellige
zoek vrij gezellige
andere ééncellige in tijd
bijkomen
in tederheid
bijzijn
in alle activiteit
–
–
–