Sta op hoge torenschans
en droom mij een rivier
zie in maanlicht kleine boot
voorbijgaan ver van hier
zoom met mijn bionisch oog
moeiteloos in en zie
mijn oude vriend en vraag me af
wat moet hij nu
met een gestolen boot, mijn god
in bocht van de rivier
komt tweede boot genadeloos
langszij en mijn vriend
probeert hen beiden te bevaren
maar dan een onderstroom
die hem neerwaarts doet verdwijnen
ik schrik, verstar, ik schroom
moet ik hem nu niet gaan redden
dan hoor ik stem in hoofd
als hij wat vasthoudt loslaat
gered is zijn droom
Dan bossen, oud Keltische nachten
terwijl terug mijn geest
keert tot torenschans en wachten
op wat komt uit geweest
Veel mannen, manen geblakerd
toortsen in de hand
doorkruisen nachtelijke wouden
voor God en Vaderland
En als ik nergens meer aan denk
als slechts de zoete nacht
verwondert zich over de maan
dan stuitert onverwacht
een basketbal als reuzeëi
speels rondom mijn voet
ik buig mij over torenschans voorzichtig
en ontmoet
een speelse en geliefde
en mooie reisgenoot
hij brengt wat ik beliefde
is in zijn kleinheid groot
zodat ik groot kan zijn in kleinheid
Dit ritme domineert
de droom van deze freule
en dat is niet verkeerd
Laat gaan in maan
en de rivier
en proef in deze nacht
alleen de smaak van nu en hier
en zuiver onverwacht
Dan droomt de droom zichzelf een eind
en is wat is gezegd
slechts wartaal van slaapwandelaar
Of toch, of is het echt?