Ik kijk naar jouw groen kikkerhoofd
Gericht van me af, vlam uitgedoofd
Ik vraag me af waarom toch sterven
We duizend doden en beërven
Slechts de muze in dit gedicht
Slechts de glimlach op ons gezicht
–
Alsof dat niet genoeg zou zijn
Ons samenzijn was toch heel fijn
Was het slechts in hoger sferen
Wat kan het schelen, wat kan het deren
Kikker springt hoog en heks kan dalen
Zo ontstaan sprookjes, zo de verhalen
–
En wat ons ten leste bijblijft
Dat wat we weten, dat wat beklijft
Is dat wie zijn oor ten luister
Legt hoort gefluister, kwakelelend gefluister
Daar bij de paddepoel
Daar bij mijn heksenpaddepoel