Op een dag gaat Krak op reis met Kreukel
Ze kwakkelen gezamenlijk op weg
Krak rijdt en ’s avonds laat kookt Kreukel
Als ze kamperen ergens onderweg
–
’s Morgens krakt en mikt het om je oren
Kreukel kraakt een meter in het rond
En Krak is pas na uren uit de kreukel
En zoveel koffie, Krak , is niet gezond
–
Wat pillen, poeders, vitaminen verder
Wordt de reis eindelijk voortgezet
Nou, zegt Kreukel, als ik straks weer thuis ben
Ga ik eerst eens drie weken naar bed
–
En is het dan wel allemaal de moeite?
Wordt hun inspanning rijkelijk beloond?
En halen ze hun einddoel, Pruimendorpje?
Klooster, waar die oude monnik woont
–
Ze komen aan, na twee dagen bijkomen,
Zijn ze zowaar aanspreekbaar tot en met
Hun kamp staat onder gammele pruimenbomen
Een half uur lopen vanaf het toilet
–
Ze storten zich in het kloosterleven
Worden Gieterkind in een gezin
Helaas kunnen ze beiden niet tegen eten
Dat boordevol gestopt wordt met Ve Tsin
–
Ach, liefde verdraagt alles, zelfs die bulten
En slapeloze nachten op de koop
Stampende lijven, terwijl de geest tot rust komt
Compassie met de darmen in de knoop
–
Kreukel ligt nog bevroren in veldbedje
Als ’s morgens om 5 uur de gong weer dreunt
Zo vroeg opstaan is ook voor Krak geen pretje
Soms nauwelijks twee uur in slaap gekreund
–
Maar wanneer ze naar die kleine monnik luisteren
Ogen op stokjes, dan wordt hun hart zo blij
Als wijze woorden waarheid zachtjes fluisteren
Ze bewust in hier en nu zijn, zoals hij
–
Dan komen dromen uit en werkelijk ontwaken
Wordt aangeraakt, de bron laaft aangeboord
De goede zaden in de tuin met levend water
In stilte klinkt opnieuw het eerste woord