
Op 2 oktober gaat een ongelikte beer Heks te lijf met een enorme paraplu. Heineken staat er in koeienletters op geschreven. Zo weten we dan ook direct waar dit holle vat tegenover me mee is gevuld. En wat hem voornamelijk drijft tot zijn agressieve daden.
Het is niet mijn vriendelijke verzoek om een paar meter verderop te gaan staan met zijn parasol van een paraplu. Nadat de idioot zich met plu en al pardoes voor onze neus heeft geposteerd. Met zoon en schoondochter. Drie dikke olifanten onder een passend afdak. Ons hiermee elk zicht ontnemend op de taptoe.

Ook is het niet mijn vraag om diezelfde paraplu vervolgens uit mijn oog te halen. De ouwe reageert namelijk instant agressief. Alsof ik iets heel vreemds vraag.
Terwijl ik achterover tuimel, linea recta een plantenbak in, hou ik me stevig vast aan het voorwerp dat me belaagt. Hierdoor bewaar ik nipt mijn evenwicht. Het wordt de paraplu echter fataal. Als een natte dweil landt het uit zijn voegen gerukte onding tussen de planten. Ongeveer op de plek, waar Heks had moeten neerkomen.

Naast me gaat de zoon van de oude bezopen brombeer Steenvrouw te lijf. Een omstander springt er tussen. Mijn vriendin komt met de schrik vrij.
Het akkefietje heeft een prettige afloop voor Heks en Steenvrouw. Nu kunnen we toch de taptoe goed zien. Dit jaarlijkse spektakel, waarin de dochter en zoon van Steenvrouw meelopen dit jaar.

De dronken man en zijn zoon staan woest te briesen bij deze nederlaag. ‘Terrringwijf, ik ga je kop verbouwen,’ sist de zoon tegen Heks, zijn schele rode varkensoogjes staren me doordringend aan ‘Ik sla je helemaal verrot, terrrrringwijf, terrringwijf….’
Heks schiet in de lach. De idioterie van het geval wordt me teveel. Olie op het vuur natuurlijk. De zoon spuwt vuur. De ouwe zak krijgt een waas voor zijn ogen. Helaas hebben ze hun wapen verspeeld. De matras van een schoondochter trekt de agressieve heren sussend aan hun armen.

Na een paar minuten ruimen onze belagers dan eindelijk het veld. Zonder hun paraplu zijn ze weinig mans. De rust keert weer. In de stromende regen zien we Steendochter voorbij komen. Steenzoon marcheert ook rakelings langs onze natte neuzen in zijn mooie pak. Hem zien we nergens. We rennen nog een stukje met de optocht mee. Maar nee. Geen verloren zoon.
‘Ik heb jou wel gezien,’ vertelt hij Steenvrouw later. Mooi zo.
‘Hoe voel je je?’ vraagt mijn vriendin als we weer thuis zijn. Een beetje trillerig eerlijk gezegd. Al die zinloze agressie is toch bij me binnen gekomen. ‘Vroeg ik nu iets heel raars aan die man? Was ik zelf agressief?’ Mijn vriendin beweert van niet.

Ik herinner me echter wel, dat ik nijdig werd van het asociale gedrag van die twee dronken kerels pal voor me. Ik herinner me, dat ik niet van plan was om te accepteren, dat die eikels met hun paraplu onze avond zouden verpesten. Ik was niet van zins om ons zomaar van ons mooie plekje te laten verjagen, daar op de rand van die enorme plantenbak. De betonnen rand, die tevens als bank wordt gebruikt.
Heks heeft een moeizame verhouding met agressieve mannen. Ik benader hen met ware doodsverachting. Ik weiger stomweg om angst te voelen. Dit is me al vaker bijna fataal geworden.
Niet ver van de plek van de aanval met de paraplu ben ik ooit flink in elkaar geslagen. Ik was met mijn eerste vriendje op stap en hij kreeg de eerste klap. Vier uit de kluiten gewassen agressievelingen plukten hem van zijn fiets en gaven hem een flinke mep. Bovenop zijn contactlens.

Heks pakte de grootste kerel bij zijn lurven en gaf hem snel een kneiter op zijn teiter. ‘Blijf van mijn vriendje af….’
‘We slaan geen vrouwen,’ riep er eentje, net voordat ik een keiharde vuistslag tegen mijn kop kreeg, die mijn oren deed suizen. Een volgende klap joeg een tand door mijn bovenlip.
Het vriendje was er toen al vandoor gegaan. Hij liet zijn vriendin moederziel alleen achter met vier agressievelingen, die haar te lijf gingen. Links en rechts deden voorbijgangers net of ze niks zagen. Pas toen mijn belagers in de verte een auto hoorden aankomen kreeg ik de kans er vandoor te gaan.

‘De politie, de politie,’ riepen ze paniekerig. Het was echter gewoon een personenauto. Die mocht daar helemaal niet rijden, maar Heks was blij dat die auto dat wel deed.
Gebruik makend van de ontstane verwarring wist ik me met twee fietsen vliegensvlug uit de voeten te maken. Ja, Heks nam ook de achtergebleven fiets van haar sullige vriendje mee. Dat maakte mijn aftocht er niet gemakkelijker op. Verre van…..
Mijn angsthaas bedankte me met eeuwige jaloezie.

‘Hij liet me daar gewoon staan in mijn eentje. Met 4 agressieve jongelingen. Uit de kluiten gewassen kerels, die bezig waren me te lijf te gaan….. Hoe is het mogelijk?’ realiseer ik me de afgelopen week opeens. Voor dit inzicht heb ik 40 jaar nodig gehad!!!!
Nee, dan Steenvrouw. Mijn kleine dappere vriendin week vorige week geen seconde van mijn zijde.

Na afloop van ons avontuur eten we ons toetje. Heks heeft een verrukkelijke bessencrumble gebakken. Zure room en yoghurt maken het geheel af. ‘Mmmmmmm….’ hummen we tevreden. Veilig thuis. Onze kletsnatte jassen afgestroopt.
‘Met jou op stap is toch nooit saai. Wij maken altijd wat mee….’ grinniken we tegen elkaar. En dan weer ‘Mmmmm….. Heel erg lekker, schat….’

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.