
‘Puf, puf,’ puft Heks. Het is warm. Ik loop te wachten op een pakket hondenvoer. Een pakket van maar liefst 24 kilo! Post.nl heeft het bezorgtijdstip niet gehaald. En ik moet zo de deur uit.
Heks gaat weer passief gymmen. Dat doe ik nu al bijna 2 jaar. En de resultaten mogen er zijn! Wist ik mezelf met een paar jaar degelijke fysiogymnastiek op te werken naar 28 kilo drukken met de legpress, deze wondertraining bracht me naar de 44 kilo binnen een paar maanden….
Het juiste gewicht voor mijn lengte en gewicht.

Dus hoewel het niet mijn favoriete bezigheid is, laat ik me toch wekelijks in een pak met elektroden hijsen, teneinde liggend op een bank mijn spieren kunstmatig te doen samentrekken….
Na de sessie haast ik me naar huis. Misschien kan ik het pakket nog aannemen, want het tijdstip is alweer verschoven. Als ik de straat in rijd, zie ik in een zijsteeg het elektrische autootje van de bezorgdienst rondschuiven. Ik spreek de postbode aan.
‘Bent u al op nummer zus en zoveel geweest?’ Ja, hij trof me niet thuis en nu gaat het pakket naar een afhaalpunt. Balen. Moet ik met al die kilo’s gaan sjouwen…. ‘Kunt u het misschien toch nog eventjes bij me komen afleveren?’ De man kijkt me met een uitgestreken gezicht aan. Een ondeugend lichtje vonkend in zijn blauwe kijkers. ‘Zou dat kunnen, denkt u?’ ‘Ik denk het wel…’ pareert Heks.
‘Zo rijdt mijn nieuwe vriend al piepend achteruit door de steeg helemaal tot aan het huis van Heks. Hij tilt het loeizware pakket uit het wagentje en loopt de hal in. ‘Ach, zet u het hier maar neer. Het is zo extreem zwaar. Ik pak het wel uit en dan kan ik het in etappes naar boven sjouwen…..’

Het mannetje wil er niets van weten. Hij opent de elektrische tussendeur en begint aan zijn wankelgang naar boven. Daar zet hij het pakket met een zwaai voor mijn voordeur. ‘Zo,’ zegt hij tevreden. ‘Goh, meneer, u bent dan wel niet enorm groot van gestalte, maar u bent wel extreem sterk,’ verzucht Heks. De man glimt van oor naar oor. Lichtvoetig huppelt hij de trap af.
Heks is blij. Snel lijn ik mijn honden aan en ga naar het dichtstbijzijnde park. Via een schaduwroute. Daar springen mijn woefers eindeloos bommetjes de gracht in. Zo kunnen ze er weer een paar uur tegen. Thuisgekomen stort ik in bed. De koek is weer eventjes op. Het houdt niet over momenteel met de energie. Mijn batterijtje laadt slecht op en loopt extreem snel leeg.
Aan het eind van de middag ben ik weer bijgetrokken. Ik hijs me in een jurkje en stop de honden in de fietskar. Op mijn gemakje peddel ik de stad uit op mijn onvolprezen elektrische fiets.
We gaan naar het Valkenburgermeertje. Eens kijken of we daar weer een beetje terecht kunnen, nadat dit voorjaar de oever helemaal is ingestort. Schuivende zandlagen. Levensgevaarlijk. Het meertje is in feite door jarenlange zandwinning een put van 40 meter. Het moest natuurlijk een keertje misgaan.

Op de Rijndijk passeer ik een viertal jongens op fietsen. Ze zijn enorm aan het keten. Ik rinkel met mijn bel en vraag of of ik erlangs mag. Het fietspad is breed zat. ‘Natuurlijk mevrouw,’ roepen ze in koor.
Even later halen ze Heks weer in. Opeens consternatie. De fietsen van het achterste tweetal raken verstrikt en een jongeman vliegt door de lucht. Met een doodsmak klapt hij tegen het asfalt. Heks kan nog maar net op tijd stoppen, anders had ik ook een lelijke schuiver gemaakt…..
De jongen wil opstaan, maar hij trekt wit weg van de pijn. We inspecteren zijn lichaam, schaafwond hier, schaafwond daar, enorme bloeduitstorting op de heup. En dan die schouder. Daar mogen we niet eens naar kijken.
‘Ik bel een ambulance, want dit is foute boel,’ zegt Heks tegen dovemansoren. ‘Nee, nee. Geen ambulance, bladiebla,’ oreert de lijkbleke jongeman. Zijn vrienden vinden het ook onzin en beginnen hem overeind te sjorren. De jongen wordt een beetje groen.

‘Leg hem onmiddellijk neer,’ zegt Heks streng, ‘En sorry, ik weet dat je het niet wilt, maar ik bel nu een ambulance.’ Een alleraardigste vrouw voegt zich bij ons. ‘Je moet nu gewoon rustig op je rug blijven liggen,’ instrueert ze de jongeman. Ze heeft wat aan EHBO gedaan. Heks praat intussen met de hulpdienst.
‘Niets laten eten of drinken, plat op de grond laten liggen, niet bewegen… Als hij gaat braken hem in zijligging leggen. We komen er zo aan.’
‘Je moet wel even je moeder bellen,’ zegt de vrouw tegen de onwillige puber. Je moeder bellen, helemaal niet cool natuurlijk. ‘Sowieso al voor je ID, of heb je die bij je?’ Nee, geen ID. Dat geeft de doorslag. De jongen belt zijn moeder en wordt opeens weer zijn leeftijd. Slechts 16 jaar.
‘Ik kom direct naar je toe,’ roept zijn moeder bezorgd tot op het bot. Een buurtbewoner heeft zich intussen aangesloten bij het gezelschap. En een arts. Hij kwam toevallig langsfietsen. ‘Hebt je hier pijn, kan je dit bewegen, voel je je misselijk?’ begint hij alvast te inventariseren wat er allemaal mis kan zijn.

Hij dringt uiteindelijk ook een beetje door tot het weerbarstige puberbrein van het slachtoffer. Als hij over eventuele schade aan de wervelkolom begint, ligt het jongmens plotseling doodstil.
Heks denkt aan een gebroken sleutelbeen. Of de schouder uit de kom. Hopelijk geen fractuur in het schoudergewricht….. Die schouder? We mogen er niet in de buurt komen.
Er is een arts aanwezig, ambulance is onderweg, een buurtbewoner staat paraat voor eventuele bijstand…. Ik ben intussen overbodig. ‘Ik kan nu wel weg, dacht ik zo,’ zegt de vrouw naast me. 2 zielen 1 gedachte. We stappen op.
Ik spendeer een paar heerlijke uurtje met de hondjes bij het meer. Ze zwemmen eindeloos achter balletjes. Heks leest haar krant. Het is al ruim over achten, als ik terug peddel naar de stad.

Op de Haagweg staat een legertje politieauto’s dwars op de weg. Geflankeerd door een paar brandweerwagens. Heks rijdt over de dienweg. Plotseling krijg ik een zwarte auto in beeld. Hij ligt ondersteboven tegen het talud. Mijn hart zakt in mijn schoenen.
Er staat een legertje mensen te kijken. Een jongeman wandelt mijn kant op. ‘Is de bestuurder er al uit?’ vraag ik bezorgd. De man schudt zijn hoofd. Schudt nog eens. Kijkt me daarbij indringend aan.
Het is niet goed.
Heks fietst door. Schietgebedje. Raar hoe mensen staan te kijken en lachen. Ja, ik zie mensen lachen. Ontspannen. Ze hebben even een verzetje.
Ik hoop maar dat niemand gaat staan filmen.
Ik denk aan hoe ik jaren geleden een jong meisje voor mijn ogen heb zien verongelukken. Heks was er als eerste bij. Ik kon niets doen, behalve een schaduw vormen tegen de brandende zon. Toen de traumahelikopter kwam ben ik vertrokken. Via via hoorde ik dat ze het uiteindelijk niet gered heeft. Op de plek waar het gebeurd is staan altijd verse bloemen.

Twee ongelukken op 1 dag. Heks pas maar goed op. Een ongeluk komt altijd in drieën. Dat word toch gezegd? Of is dat gewoon kul? Bijgeloof, zoals angst voor zwarte katten? Die blijven in de diverse asiels altijd het langst over.
Thuisgekomen ga ik op zoek naar mijn zwarte kat. De panter rommelt overdag een beetje door de binnentuintjes hier. Hij is stokoud en afgelopen voorjaar gigantisch in elkaar geslagen door een exoot. Zo’n hybride kattenras, waar mensen mee willen pronken bij hun vrienden. Een ramp voor de gewone huiskatten, want ze hebben een heel ander spierpakket.
De panter is er uiteindelijk na een paar afschuwelijke abcessen, bestreden met een wagonlading antibiotica, gevolgd door een afgrijselijke maag darm infectie, toch weer bovenop geklauterd. Hij is weer op gewicht. Hij wil weer graag naar buiten. Maar ik laat hem niet meer op straat.
‘Hij is hier,’ roept de buurvrouw. Ferguut ligt prinsheerlijk bij haar op de bank. Heks neemt hem in haar armen. ‘Komt panter, we gaan lekker eten.’ Even later hebben alle beesten een bak voer voor hun neus staan. Heks gaat een uurtje uitrusten. Daarna ga ikzelf iets eten. Omdat het moet. Ik sla het wel eens over. Want ook eten is erg vermoeiend, vind ik.

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.