Oh, wat is het warm afgelopen week. De hele dag blijf ik binnen met ramen en deuren potdicht. Alleen een rondje naar een park met VikThor drijft me even de straat op. Meneer de Koekenpeer zit lekker in de fietskar, want mijn schaduwroutes zijn niet meer koel genoeg met dit weer.
Bovendien is er dan altijd wel ergens een stukje kokend asfalt waar je beslist overheen moet. Een stomend stoepje of stovend bruggetje bijvoorbeeld. Of een gebraden zebrapad. En dat is echt geen optie natuurlijk.
In ons favoriete parkje aan de Singel laat ik mijn ventje lekker zwemmen. Met veel bombarie springt hij het ene bommetje na het andere. Tot groot vermaak van voorbijvarende bootjes en langsfietsende stadsgenoten.
’s Avonds gaan we met kar en al de stad uit, richting Valkenburgermeertje. Deze volgelopen zandput is dermate diep, dat blauwalg er zelden vat op heeft. VikThor kan heerlijk zwemmen met zijn soortgenoten. Vervolgens peddelen we nog eventjes op en neer door de polder naar Wassenaar.
Als je mijn worstel-blogjes leest denk je wellicht, dat ik dagdagelijks als een chagrijnige spinnijdige mega-bitch door het leven ga. Het is inderdaad zo, dat ik volledig uit mijn please-jasje ben gebarsten. Maar niet meer het iedereen bij voortduring naar de zin willen maken is iets geheel anders dan in een absoluut kreng veranderen. Daar begin ik nu ook achter te komen.
Want wie schetst mijn verbazing? Ik loop nog steeds voornamelijk rond met een glimlach om de lippen. Niet om iemand anders speciaal een plezier te doen, maar omdat het zoveel prettiger voelt dan rondlopen met een streep in je gezicht.
Ook heb ik nog immer heel veel leuke ontmoetingen met mij volstrekt wildvreemde mensen. Zijn die mensen allemaal nog steeds mijn partner. Zoals in de tijd, dat ik me liet inspireren door de woorden van mijn leermeester Thay: ‘Als je liefde en begrip kunt genereren is iedereen je partner.’
Ik loop van het strand naar mijn auto aan het eind van mijn date vorige week zondag. Die vage date met de man, die vijf uur louter over zichzelf en vorige dates heeft lopen klessebessen. Voor me uit loopt een groepje kinderen met een forse beperking richting hun woongroep hier in de duinen.
Een uit de kluiten gewassen volwassen jongen blijft staan. Met zijn armen onder zijn oksels getrokken, zijn handen paniekerig wapperend voor hem, als een angstige dinosaurus. ‘Een hond, een hond,’ roept hij opgewonden. VikThor komt eventjes bij hem kijken, nieuwsgierig naar al dat leven in de brouwerij.
‘Hij doet niks hoor,’ Heks klakt met haar tong en mijn hondje staat al naast me. ‘Kijk, hij kan een high five,’ we demonstreren een paar kunstjes voor het joch. Zijn handen wapperen nog harder, hij vindt het fantastisch. ‘Hoe heet het hondje?’ wil hij vervolgens weten.
‘Ik ga VikThor tekenen, morgen,’ schreeuwt hij enthousiast, ‘Morgen ga ik VikThor tekenen!!!! Dag VikThor, ik ga je morgen tekenen!!!!’ ‘We zijn heel benieuwd!’ roep ik terug. Ik ben echt benieuwd. Wat zou hij tekenen? Wat heeft hij gezien? Hoe heeft hij gezien, wat hij heeft gezien?
Met een zacht hart stap ik in de auto.
Bij het Valkenburgermeertje zit een vrouw in een stoeltje. Het godshemeltjebloedheet. Heks is zomaar met hond en kar de stad uit gefietst, zonder iets te drinken mee te nemen. Ook mijn portemonnaie ligt thuis. Ik heb hier onderweg al uitgebreid van zitten balen.
De dame heeft twee piepkleine schattige oude stinkhondjes. Ze begint plots tegen me te praten. Over hoe ze vijfendertig kilo is aangekomen in een paar maanden tijd. ‘Medicijnen. Antipsychotica….. Ik pas nauwelijks meer in dit klapstoeltje……’
Een heel verhaal volgt. Lichamelijk ziek zijn is echt ruk. Vooral als je zoiets vaags mankeert als Heks. Maar een kop, die op hol slaat is pas echt verschrikkelijk. Dat herinner ik me nog goed van een oude vriend van me. Hij heeft zichzelf en zijn kop niet overleefd.
Heks luistert met een hart vol mededogen naar deze schat van een vrouw. Wat een zwaar leven.
‘Wil je wat drinken? Een Fantaatje?’ roept ze opeens opgewekt. Haar gezicht breekt open in een stralende lach. ‘Je komt als geroepen, ik ben juist vergeten om water mee te nemen. Dank je wel!!!’
Elke dag sprokkel ik wel zulke gesprekjes bij elkaar. Zeer regelmatig lach ik me een ongeluk met en om mijn medemensen. Of ik raak vertederd door deze of gene.
Waarom schrijf ik daar niet vaker over? Het hoeft toch niet altijd over worstelingen, slechte mensen en onvermogen te gaan? Inderdaad! We kunnen uitgebreid over het mooie weer schrijven en het feit, dat de natuur naar de klote gaat door de klimaatverandering, volkomen negeren.
De Braziliaanse president Bolsonaro is bezig om in razendsnel tempo het oerwoud in zijn land te kappen. Het restantje longen van moedertje aarde. Dat lijkt die man nu een goed idee. Meuh.
Ik doe echt mijn best om opwekkende verhaaltjes te produceren. Maar het is toch ook geen doen om alleen maar overal een mooi verhaal van te maken?
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.