‘Hou nu eens op, vervelende boskat,’ moppert Heks. Het is midden in de nacht. Mijn monster zit bij de voordeur te krijsen, dat hij de gang op wil. Waarschijnlijk zit zijn rivaal, de Panter, in het trappenhuis te wachten, tot hij naar binnen mag. Ik probeer mijn voordeur dan ook open te maken. Zonder dat ThayThay ontsnapt. Niet te doen!!!!
Nijdig duw ik mijn kleine reus richting woonkamer. Open de voordeur: Geen Ferguut! Dat is vreemd. Waarom zit die boskat zo moeilijk te doen? Wat is er met hem aan de hand? Hij wilde ook al geen brokjes daarnet. En was hij eigenlijk bij het avondeten? Lag hij toen niet ongeïnteresseerd in de vensterbank toe te kijken?
Ik neem mijn monster op schoot. Grote heldere groene kattenogen kijken me aan. Ik kan hem overal aanraken. ‘Wat is er met je gekke gozer?’ Ik heb wel een enorme haarbal gevonden in de woonkamer een uur eerder. Die zou best wel eens van dit harige ventje kunnen zijn.
‘Ik hou je in de gaten, kleintje,’ fluister ik in zijn boskattenoortjes. Mijn eeuwige poezenbaby. Ik heb hem gevonden, toen hij nog geen drie weken oud was…….
De volgende ochtend kan ik meneer niet vinden. Ik loop door het hele huis. Hij heeft zich verstopt en reageert nergens op. Wat gek. Gisterenavond deed hij hetzelfde. Toen was hij het balkon op geglipt, waar hij zich tussen lege kartonnen dozen en verpakkingsmateriaal had ingegraven. Toen kwam hij ook niet tevoorschijn, toen ik hem riep.
Uiteindelijk ontdek ik hem in de gangkast. Hij heeft een plekje gevonden tussen de yogamatten en dekens. Ik pak hem op en neem hem mee naar de keuken. ‘Kijk, brokjes. Wil je echt helemaal niks eten?’
Even later zit ik met Rozenhart te beeldbellen. Onze wekelijkse afspraak, zodat allerlei kutklusjes worden gedaan. ‘Ik bel eerst de dierenarts. Ik ben bezorgd om mijn boskat, er is iets met hem. Maar ik kan slecht ontdekken wat. Hij voelt zich helemaal niet lekker in elk geval… Ik wil, dat de dierenarts even naar hem kijkt. Gewoon voor de zekerheid. Beter een keertje teveel gaan, dan iets missen, mijns inziens…..’
Ik kan rond vier uur ’s middags terecht. Nog een paar uur wachten. Intussen ligt Thay ellendig uitgestrekt op vreemde plekken maar zo’n beetje te liggen. Rond drie uur kotst hij slijm en maagsappen uit onder de stoel bij de piano. Hij voelt zich echt klote.
Rond half vier pak stop ik hem in mijn vervoersmand. Zijn zusje Aafje gaat ook mee. Zij heeft een hardnekkige ontsteking aan het bindvlies van haar oogje. Ik ben al tien dagen aan het zalven, maar het is nog steeds niet helemaal weg. De dierenarts gaat er opnieuw naar kijken.
Zo rijd ik, met twee miauwende katten naast me voorin de auto en twee ondeugende hondjes in de kattenbak, richting dierenarts. Af en toe kroel over de kop van Thay. Hij vindt het maar helemaal niks, al die actie. ‘Rustig maar, gozer, het komt goed,’ bezweer ik mijn onderbuikgevoel. Ik heb eerder een dikke kater gehad, die opeens heel ziek werd.
Mijn enorme geliefde Koe trof ik na een opleidingstag in de IT ellendig aan in de keuken. Het is een jaar of 25 geleden, maar ik herinner me die dag als de dag van gisteren. De dag, dat Koe de dood in de ogen keek. Hij was pas vierenhalf.
Lamlendig, niet eten, kotsen….. Koe zakte groggy door zijn poten op een bepaald moment. Het was nog in de beginfase van internet. Voordat je alles met zoekmachines kon vinden. Ik belde alle dierenartsen in de stad, maar niemand wilde naar mijn kat kijken. ‘Morgenochtend bent u de eerste….’
Tot ik de meest chagrijnige dierenarts van Leiden en omstreken aan de lijn kreeg. Een pittige dame met een hopeloos humeur. En waarschijnlijk een drankprobleem, schat ik zo in, gezien haar eeuwige kater.
Zou ik ook last van hebben, als ik met haar man was getrouwd. Een vreselijke kerel, narcistisch als de pest. Maar die vrouw was goud. Een enorm ruwe bolster, dat wel.
‘Kom maar even langs, ik ben nog aan het opereren. Dan kijk ik even naar hem,’ zei de dame met het hart van goud strontchagrijnig. Heks liet het zich geen twee keer zeggen. Een kwartiertje later zat ik ongeduldig in de wachtkamer.
‘Ik ga hem direct opereren, want zijn blaas zit helemaal vol. Ik bel u straks op, hoe het gegaan is,’ ze maakt weinig woorden vuil aan de diagnose. Haast als ze heeft om mijn monster te helpen. Te redden is een betere benaming.
‘Blaasgruis, u was net op tijd,’ haar bozige stem klinkt bijna vriendelijk later aan de telefoon, ‘Echt, als u tot morgenochtend had gewacht, was zijn blaas geklapt. Een vreselijk dood……’
‘Hij ligt nu met een infuus, want zijn bloedwaarden zijn waardeloos. Zijn kaliumgehalte was veel te hoog, daarom was hij zo ontzettend beroerd. Het heeft echt weinig gescheeld….. Het blijft ook nog een dag heel spannend. Ik trof zo’n bloedbad aan in zijn blaas, geen idee of dat goed gaat komen. Ik weet echt niet of hij het gaat halen….’
Zo belt Heks de volgend ochtend vanaf haar opleiding nog een keertje zenuwachtig, hoe het met mijn poezenbakbeest is. ‘Hij leeft nog,’ dat wil ik horen. Koe heeft nog 14 jaar geleefd met blaasgruis. Altijd op dieet.
‘Ik heb een spoedgeval, dus u moet even wachten,’ Heks zit een hele tijd in de wachtkamer met haar miauwende gezelschap. Een echtpaar met een stokoude poes gaat voor. De poes heeft vage klachten en er is niets aan de hand. Op ouderdom na dan.
Eindelijk mag mijn kater met zijn zusje naar binnen. Heks moet buiten wachten. Ik hoor allemaal heftige geluiden. Zie het licht aan en uit flitsen. Het duurt en duurt….
‘Aafjes oogje is nog niet helemaal genezen, ik geef een ander zalfje mee, een week mee behandelen, dan moet het over zijn… Maar over ThayThay heb ik niet zulk goed nieuws. Zijn blaas zit helemaal vol en zijn bloedwaarden zijn extreem slecht….’
‘Ik ga hem nu direct onder narcose brengen, om de blaas aan te prikken, maar ik maak me zorgen, dat hij de narcose niet gaat overleven…’
Een koude klamme hand slaat om mijn hart. Hij is zo ziek als een hond. Veel zieker, dan ik dacht. Ik had het sterke gevoel, dat er iets mis was, maar dat het zo ontzettend mis zou zijn…..
Even later zit ik brullend in mijn auto. Als een gewond dier. Tranen stromen over mijn wangen, regen slaat tegen de voorruit. Mijn gezicht verwringt in een rare grimas. Kapot ben ik ervan. Ik. De vrouw met nauwelijks nog waarneembare reflexen bij berichten over bepaalde medemensen. Maar mijn zieke kat maakt me gek.
‘Ik ben dus nog steeds menselijk,’ schiet er gek genoeg door me heen. Het stelt me gerust. Of niet. Mijn gevoelsleven is een flipperkast.
Een paar spannende uurtjes volgen. Tot het bevrijdende telefoontje van de dierenarts eindelijk komt. ThayThay heeft de operatie overleefd. Nipt. Hij ligt met een infuus en een katheter bij te komen van de operatie. Later komt er nog een sonde in zijn kleine neusje bij voor voeding.
Het blijft nog anderhalve dag spannend. Pas als hij weer zelfstandig gaat eten weten we, dat hij het gaat redden. De schat. Mijn lekkere kogelronde katertje. Mijn dikzakje. Mijn boskat.
Zaterdag gaan we bij ThayThay op bezoek. Heks en haar hondjes. Kan de dierenarts gelijk even in het opnieuw ontstoken oor van Vikthor kijken.
De boskat is zo blij om me te zien. Hij rolt zijn dikke lijf door bakjes met eten en water. Overal slangetjes, maar de sondevoeding is verwijderd. Knorrend duwt hij zijn kopje tegen mijn liefkozende handen. Kruipt helemaal in mijn geopende vuisten. Doet pogingen zijn hok te verlaten. Wil mee naar huis……
Zondag haal ik mijn schatje dan eindelijk op. Onderweg laat ik de hondjes uit, zodat ik straks alle tijd heb voor mijn patiënt.
De hele week blijft het nog tobben met ThayThay. Dinsdag zitten we opnieuw bij de dierenarts, maar het is loos alarm. ‘Zijn blaas zit niet verstopt, Heks. Er komt gewoon plas uit. Maar de boel is natuurlijk nog flink geïrriteerd. Dus vandaar, dat hij er steeds aan likt. En vaak onverrichterzake op de bak gaat. Hij zal nog wel eventjes last houden…’
Ach, mijn boskatje. Al zijn medicatie, de antibiotica, de ontstekingsremmer/pijnstiller, de plasbuisontspanners……… Een paar keer per dag knikker ik pillen achter in zijn keelgat. Als hij me aan ziet komen, gaat hij er snel vandoor. Maar ik ben hem doorgaans voor.
Hij leeft nog. Hopelijk wordt hij minstens 18, net als Koe. Hij lijkt wel een beetje op Koe. Ook zo’n baasje Krentenbrood, die de dood in de ogen heeft gekeken. Meermalen. Toen ik ThayThay als kitten van nog geen 3 weken zonder moeder vond, was hij al ten dode opgeschreven. Maar hij leeft nog!
Boskat, we kunnen echt niet zonder je.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.