Hond eet kattenvoer en moet het bezuren: Het is nu eenmaal niet ‘elke dag feest’! Voor Snuitje al helemaal niet. Zij zal ‘elke dag feest’ wel missen……

Vanmorgen staat mijn viervoeter weer enorm te hijgen. Hij moet vast nodig plassen. Ik sleur hem naar buiten voor alweer een tweede uitlaatronde, maar het gehijg houdt niet op. Wat gek. Wat is er gebeurd tussen zeven uur vanmorgen en nu? Op dat onzalige tijdstip heb ik hem ook al een keertje uitgelaten. Toen was hij nog zeer patent.

Als ik de keuken inloop gaat me een lichtje op. Meneer heeft de kattenkast met snoepjes opengebroken. De zak met pensstaven ligt leeg op de keukenvloer. Ook heeft hij een zakje ‘elke dag feest’ buitgemaakt. Het favoriete eten van mijn kattenkolonie. De snippers folie getuigen van een waar feestmaal. Bremzout weliswaar. Potverdorie.

Gisteren zoek ik op internet naar dieetrichtlijnen voor honden met hartfalen. Het laatste wat je ze moet geven is natuurlijk kattenvoer………. Ook zijn de meeste hondensnoepjes taboe, omdat ze vol zitten met suiker, zout en andere ellende. Rauw vlees lijkt me geen punt alsmede pensstaafjes. Daar bestaat zijn dieet toch al grotendeels uit, dat komt mooi uit.

Vandaag heb ik geen zin.  Ik  heb geen zin om op te staan. Ik heb geen zin om op te schieten, geen zin om me te haasten voor de kerk, geen zin om Snuitje weer te gaan zoeken. ‘Je zoekt het maar uit, rotpoesje,’ mopper ik in mezelf, ‘zomaar een beetje weglopen. Belachelijk natuurlijk. Je zult er wel achterkomen dat je het hier zo slecht nog niet hebt, benieuwd of je ‘elke dag feest’ krijgt daar waar je nu bent….’

Gisterenavond tegen half 1 belt een man me op. Eerst op mijn mobiel, ik grijp natuurlijk net mis, daarna op mijn vaste telefoon. ‘Ik loop hier in de steeg bij de padvinders en zie een cypers poesje zitten, heel aanhankelijk, vrij klein, wit befje…..’  Binnen een minuut sta ik buiten met een trui over mijn pyjama. Verwilderd ren ik door de steeg. De man staat me rustig op te wachten.

Achter een stapel hout zit een klein poesje. Hij rent op me af als ik hem roep. Het is een mij volstrekt onbekende kat, maar eventjes ben ik in de veronderstelling dat het Bolster is. De kleinzoon van oma Snuitje. Ook zo’n puntneus. Is die nu ook al ontsnapt?

Maar nee, het is een schatje van een katje, maar niet mijn schatje…. Nadat ik hem lekker heb geknuffeld, laat ik hem weer vrij….. Ik stuur de man een berichtje om hem te bedanken. De hele buurt is in touw. Mensen melden me dat ze hebben gezocht in schuurtjes en tuinen. Tevergeefs. Mijn kleine eigenwijze poesje blijft zoek.

Haar dochter Pippi is er ernstig door van slag. Ze scharrelt door het huis op zoek naar haar moeder. Regelmatig kijkt ze me zeer verontrust aan. ‘Waar is mijn mamaatje? Ik mis haar!’

Zo langzamerhand ben ik de wanhoop nabij. Misschien zie ik haar wel nooit meer terug. Het is zo’n schatje…. Wie weet heeft iemand zich mijn katje gewoon toegeëigend. Bah.

Vanbinnen blijft echter de overtuiging overeind dat ze terug komt. Op een dag. Hopelijk zeer binnenkort.