Vanmorgen kon ik toch mijn rooie poes Aafje brengen voor een sterilisatie. Onderweg naar de dierenarts sloopte ze de bodem uit de rieten vervoersmand. Met mijn hand onder de gammele mand leverde ik mijn kostbare schat af aan de balie. Aan het eind van de ochtend kon ik haar weer ophalen.
In de tussentijd ging ik mijn parkeervergunning verlengen. In het Stadsbouwhuis was het druk. Ik trok een volgnummer uit de automaat. Landerig hingen mensen rond een tafel. Ik streek neer op een lege plek. Er lagen stapels gratis krantjes. Uit pure verveling las ik berichten uit de Bollenstreek.
Aan de overkant van de tafel zat iemand, die ik ken. Maar ze herkent mij nooit. Hoe komt dat toch? Dat je soms in elkaars verhaal niet voorkomt. Of welkom bent. En dan kom je elkaar toch bij dierbare vrienden weer tegen…. Zit je weer samen aan een tafel!
De wachtenden voor mij worden tergend langzaam weggewerkt. Er zijn twee baliemedewerkers beschikbaar voor de parkeerzooi. De ene is verwikkeld in een complexe aanvraag. De andere gaat koffie drinken. Zucht.
De lucht wordt ijl van ergernis. De overgebleven medewerker kieskauwt zich langzaam een weg door de volgnummers. Tijd verstrijkt. De vrouw komt terug. Ze roept de volgende op, niemand komt. Zo gaat het een keer of vier, vijf. “Ze zijn zeker weggegaan”, luidt haar conclusie. “Drie keer raden waarom”, murmelt de tafel.
Om een uur of elf belt de dierenkliniek. “Kom alstublieft Aafje halen. Ze wil naar huis!” Huh? Ze is nauwelijks van de operatietafel af en ze wil iets? Als ik in de praktijk aankom, ontsnapt Aaf net uit haar mand. Ze heeft een compleet gat gemaakt aan de voorkant. Een assistente kan haar nog net in haar lurven grijpen.
“Wat een leuke kat is het toch’, verzuchten de dames achter de balie. Ze geven me nog een heleboel instructies. En een vel papier met leefregels. Ook krijg ik er weer veel punten bij op mijn spaarkaart…
De mand is niet meer te gebruiken. In een geleende plastic vervoerscontainer neem ik haar mee naar huis. Daar kalmeert ze weer helemaal en kruipt uiteindelijk tegen ma aan in bed. Heks is ook wel moe van al die avonturen, dus samen ronken we de hele middag door.
Nog steeds ligt ze stijf tegen me aan te dutten. Een ietsepietsie zielig. Met duffe oogjes. Maar ze eet weer goed en wandelt soms een stukje door het huis. Het komt wel goed met dit meisje….
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.