‘Werk ohne Autor,’ gaat er in als koek. Het is een prachtige film, die je niet los laat. De zaal zit stampvol en dat heeft mijns inziens een reden. Niet de voor de hand liggende, het kunstzinnige gehalte van de film, maar een meer triviale.

Zaterdag ga ik naar een film ‘Werk ohne Autor’ van Florian Henckel von Donnersmarck. Alweer zo’n prachtige film. Net als ‘Cold War’ van Pawel Pawlikowsk, een zeer indrukwekkende film die ik onlangs zag. In het land van herkomst vinden ze het overigens helemaal niks, die eerstgenoemde film. Veel te Duits.

Ook de man, Gerhard Richter,  die model stond voor de hoofdrol, de film is grotendeels gebaseerd op het verhaal van zijn leven, is not amused. Hoewel hij aanvankelijk alle medewerking verleende aan de regisseur, wil hij er nu niks meer mee te maken hebben.

Gerhard Richter

‘ Volgens dagblad Trouw:

De film reduceert Richters leven tot een drama waarin alles met alles samenhangt. Waarin de deportatie van zijn tante voer is voor zijn latere artistieke doorbraak. Het is misschien verleidelijk om het leven zo te zien maar het is ook misleidend. En pijnlijk. Het suggereert dat alles nut kan hebben en misschien wel moet hebben. En dat is zeer zeker niet zo.’

De buren mogen dan niet echt blij zijn met deze film, Umberto Tan is het wel. Uitgebreid zit hij er afgelopen vrijdag over te behangen in dat hopeloze programma DWDD. Hij is tafelheer vanavond. Mathijs van Nieuwkerk verbleekt enigszins naast hem. En dat bedoel ik niet louter letterlijk.

De acteur

‘Ja, ik moest dus met mijn dochter naar zo’n hopeloze filmhuisfilm, getver en bleghh, drie uur lang zou het gaan duren….’ begint Umberto, terwijl hij zijn ogen naar het plafond draait. Iedereen kreunt begrijpend. Ja, zo’n verantwoorde verrekte filmhuisfilm. Jek.

‘Maar ik moet zeggen, dat ik blij ben dat ik ben geweest. Zo’n bijzondere film, bladiebla….’ breit hij een heel ander staartje aan zijn verhaal. Het publiek raakt in vervoering. Dit moet een geweldige film zijn. Umberto zegt het.

‘Goh, dat is die film, waar ik eigenlijk vanmiddag met Trui heen zou gaan,’ bedenkt Heks zich. Ik zapp langs De Wereld Draait Door en pik net deze informatie op. Snel wegwezen nu, voordat van Nieuwkerk weer aan het woord komt.

Zodoende ga ik alsnog een dag later naar deze fantastische film. Want dat is het. De zaal zit na Umberto’s lyrische recensie bomvol. Heks schuift op ongeveer het allerlaatste lege plekje midden in de zaal. Op de beste plek.

Nee, er zijn nog twee losstaande plekjes vrij in onze rij. En nu moeten we allemaal doorschuiven, zodat een paar laatkomers alsnog naast elkaar kunnen zitten. De mensen om me heen beginnen geweldig te mopperen. Maar de laatkomers houden vol. Krampachtig grimlachend.

Zuchtend plukt iedereen jassen, tassen, drankjes, mutsen, sjaals, minuscule hondjes en wat er niet nog meer mee naar binnen is gesmokkeld, onder hun stoel vandaan. We schuiven op. Nu zit ik net niet in het midden. Maar ik ben wel van een enorm blokhoofd verlost in de rij voor me.

Hoera. Zo’n hoofd is funest voor schele Heks. Mijn ene oog loert dan verplicht naar dat gigantische hoofd voor me en mijn andere oog dwaalt verloren door de ruimte. Loens als ik eigenlijk ben, kan ik alleen focussen als beide ogen meedoen.

‘U realiseert zich toch wel, dat u nu nu achter een monumentaal hoofd terecht komt?’ heb ik het piepkleine kindvrouwtje naast me nog fluisterend gewaarschuwd. Het grote hoofd draait zich verontwaardigd om. ‘Hij kan er natuurlijk ook niks aan doen,’ fluister ik schijnheilig verder. Dat grote hoofd heeft werkelijk fenomenale oren.

Aan de andere kant naast me zit een wildvreemde vrouw. Ze is ook alleen gekomen. ‘Mijn hele entourage ligt in bed met griep,’ vertrouwt ze me toe. Dan begint de film.

Drie uur in zo’n filmhuisstoel is voorwaar geen pretje met een pijnlijf als het mijne. Met lange stelten als de mijne. Maar vanavond heb ik nergens last van. Af en toe vouw ik mijn benen middels een ingewikkelde procedure de andere kant op, maar niets kan me afleiden van het witte doek.

Waar van alles op te zien is. Een heel levensverhaal. Een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van Duitsland. De tweede wereldoorlog, de koude oorlog, het ijzeren gordijn… het komt allemaal voorbij. Met als leidmotief kunst.

Het is pauze voordat ik het in de gaten heb. En even later is de film alweer voorbij. Prachtige film. Hij blijft me echt bij.

De echte tante

Maar goed. Als het over jezelf gaat is het natuurlijk een ander verhaal.

Ze zullen maar een film modelleren naar jouw leven. Jou allerlei uitspraken in de mond leggen. Ideeën ventileren middels de mond van het op jou gebaseerde karakter….. Ja, lijkt mij ook niks. Ik snap wel dat de betreffende kunstenaar hier niets mee kan achteraf.

Ik zoek de man op op het wereldwijde web. Vroeger zou het me de grootste moeite kosten om iets over Gerhard Richter te vinden. Moest je naar de bibliotheek. En dan weten hoe daar te zoeken. Nu toets je de naam van de man in en hop. Binnen een kwartier weet je alles.

Zo vind ik de originele schilderijen, waar die in de film op gebaseerd zijn. ‘Oh, daarom is die man zo nijdig over die film,’ realiseer ik me opeens. De filmdoeken halen het niet bij het origineel.

De filmtante

Ik kijk naar een documentaire over de kunstenaar met daarin een uitgebreid interview. De film is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Een groot deel van het verhaal is waar. Maar de regisseur heeft er een mooi verhaal van gemaakt. Een samenhangend geheel. Dus pleegt de vader van de man zelfmoord bijvoorbeeld.

Door een artikel in de Berlijnse krant Der Tagesspiegel van 22 augustus 2004 werd een tragisch feit uit Richters’ familiegeschiedenis bekend. Achtergrond vormde het boek van Jürgen Schreiber: Ein Maler aus Deutschland. Richters’ tante Marianne werd in 1945 door doktoren van het naziregime vermoord. Eén van de medeverantwoordelijken was Prof. Dr. Heinrich Eufinger, die later zijn schoonvader werd. Beiden werden door Richter meerdere keren geportretteerd, zonder dat Richter zelf de hele geschiedenis kende.

Heks is blij met haar Cinnevillepas. Wat heerlijk om weer naar van die vreselijk verantwoorde filmhuisfilms te gaan. Om achteraf na te denken, omdat het je bij blijft.

‘Je komt er ook leuke mensen tegen,’ zeg ik later tegen de Don. Het is zo. Behalve vanavond dan. Want veel DWDD-kijkers. Maar doorgaans is het publiek heel goed te nassen. Je gaat nu eenmaal niet voor de ‘lang leve de lol’ naar zo’n hopeloze zware filmhuismovie. Je moet echt wel van het fenomeen film houden.

Zelfportret van Gerhard Richter