Heerlijk op stap met mijn kleine viervoetige vriend. Eindelijk lente! We genieten volop! En Heks geeft een man met een piepklein geslachtsdeel, een waxinelichtje, op zijn kop. Niet daarvoor natuurlijk, maar voor zijn compenserende rijgedrag. Auto-rijgedrag wel te verstaan………

Woensdagavond rijd ik naar het Valkenburgermeertje. Onderweg kom ik in een file terecht. Potverdrie. Ik ben op het verkeerde tijdstip gaan rijden. Ik zit midden in de spits. De hele stad staat vast. Alle uitvalswegen zitten bomvol medemensen, die ook ergens van het mooie weer willen genieten. Vermoeide chagrijnige forensen staan in de tegenovergestelde richting stil.

Bij een druk kruispunt met stoplichten loopt alles in de soep. Voor me staat iemand mega te klungelen. Hij kan maar niet beslissen of  hij iets zal doen. En zo ja, wat dan? Een grote lijnbus blokkeert iets verderop minstens drie rijbanen. Een vrachtwagen gaat er dwars voor staan. Nu kan er helemaal niemand meer ergens heen.

Heks besluit de gekte niet af te wachten. Het is bloedheet in mijn auto en VikThor zit achterin te puffen. Ik wil zo snel mogelijk rijden met alle ramen open. Ik wurm me dus in een andere rijbaan, sla af richting stad en draai vervolgens weer om, om naar het hondenstrand in Noordwijk te gaan. Weer sta ik eindeloos voor een stoplicht. Maar als ik daarlangs ben schiet het opeens geweldig op.

Een kwartiertje later loop ik het bloeiende duin in. Eerst eventjes een stukje wandelen. VikThor heeft een beetje in de auto gekotst, maar oogt verder prima. Vooruit maar. Bloesemgeuren vleugen om ons heen. Wat later zijn we dan eindelijk op het strand. Het is heerlijk hier. Een klein briesje doet de vlaggen bollen. Langzaam kuier ik richting Katwijk.

Mijn hondje rent enthousiast in het rond. Overal lopen blafbeesten waar hij mee kan spelen. Ik gooi balletjes, waar hij verwoed achteraan jaagt. Ja, het leven is verrukkelijk hier en nu!

Ergens onderweg plof ik in het zand. Ik heb een lekker kopie thee bij me. VikThor graaft een kuil. Op de terugweg gaan we iets drinken bij Take Two. Ik bestel een lekker zout frietje.

De zon gaat al bijna onder als we weer terug naar Leiden rijden. Alle stoplichten springen op groen. Goh. Dat is lang geleden. Ik sta al weken voor elk licht stil.

Als ik op de Plesmanlaan rijd komt er een plakker achter me hangen. Een nare harde plakker. Een dikke vette plakker in een open BMW. Of een ander duur patserkarretje. Een dikke stinkende plakker met een kale varkenskop. En een heel klein mini piemeltje. Ter compensatie van zijn bolide.

Zodra ik de kans krijg wil ik naar rechts gaan. Ik wil echter in geen geval tachtig gaan rijden om dit te bewerkstelligen. Er rijd namelijk een hele rij auto’s voor me in de rechterbaan. Het is nog best druk op de weg. De man moet dus eventjes wachten, totdat er ruimte is.

De plakker duwt en duwt. Echt strontvervelend. Temeer daar mijn hondje slechts een meter van zijn bumper verwijderd zit te kotsen. Hij heeft zeewater gedronken. Of is het toch een virusje?

Ik haat dit soort kloteplakkers. Zo snel mogelijk naar de andere baan dus maar. Eindelijk is er ruimte naast me. De man heeft dan wel al bijna vijf seconden geduld moeten beoefenen!

Ik kijk over mijn rechterschouder en steek mijn richtingaanwijzer uit. Niks aan de hand. Kijk nog eens ter nacontrole. Nog steeds is de weg rechts naast me en achter me leeg.

Ik wil al bijna opzij gaan, als de gek me plotseling rechts inhaalt! Hij piept achter me vandaan met een noodvaart naar de rechterbaan en in 1 beweging tussen mijn auto en de auto in de rechterbaan voor me langs en scheurt ervandoor. De gek. Ik kan nog net voorkomen dat er een aanrijding van komt.

De vetzak staat voor me bij het volgende stoplicht onder het viaduct bij het spoor. De boel staat aardig vast, dat geeft me alle tijd om hem eens goed uit te kafferen. Snel stap ik uit mijn auto en loop een stukje naar voren. ‘Gestoorde idioot. Vier levens in gevaar gebracht en waarvoor? Je staat hier gewoon voor me. Ongelofelijke eikel en klootzak dat je er bent!’

De man zit met een maat om me te lachen, maar ik laat me niet doen. Dreigend roep ik hem nog wat verwensingen toe. Het is me menens. Ik heb ook al vrij lang getoeterd, voordat ik uit stapte, dus de andere automobilisten zitten vol belangstelling te kijken. Een aantal heeft de levensgevaarlijke idioot bezig gezien. Het zwijn. In z’n sullige compensatiekarretje.

Nu begint het lulletje rozenwater het toch wel een beetje benauwd te krijgen. Wie is dat elegante woeste mens met die flaphoed en filmsterrenzonnebril? Ze is voor de duvel niet bang. In overgave heft hij zijn handen in de lucht. Hij geeft zich gewonnen.

Ik haal hem nog 1 keertje in op weg naar het volgende stoplicht. Ik kan het niet laten om even te toeteren….. Hij kijkt angstig opzij. Dan sla ik af naar de stad. De man gaat snel rechtdoor.

Ik zit nog een beetje na te shaken van het bijna ongeluk. Door die mega gemankeerde mafkees. Wat zijn er toch veel domme levensgevaarlijke mensen in de wereld. Zonder enige vorm van verantwoordelijkheid hakken ze zich door het leven. Links en rechts harkend naar andermans eigendom. Maar hun eigen domheid ontgaat hen…..

De zak is minstens 66 en een enorme ZeuR kortom:  T’is niX!