Magie, hihihi. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Heks rent rammelend rinkelend rond. Met 1 zwarte kat en tweemaal hond. Elfjes, godjes, boombombasten, watergodin. In spin, de bocht gaat in!!!

‘Wat hoor ik nu?’ zegt mijn huisarts gisteren, als ik mijn jas uittrek. Verrukt staart ze vervolgens naar mijn pols. Daar komt dat geluid vandaan. Duizend kleine elfjes dansen daar in zilveren tonen.

Op de bevrijdingsbraderie staat elk jaar mijn Afghaanse stenenman. Een heel lekker stuk van een vent met veel humor, die goed over de randen van de middenwereld kan kijken. Ik kom al zo lang bij hem. Hij heeft altijd iets bijzonders voor me. Zo ook deze keer. 

Een paar enorme zilveren kralen, een paar prachtige stukken stokoude ruwe koraal,  een ring met een opaal ter vervanging van mijn ‘trouwring’. (Ben met mezelf getrouwd bijna 15 jaar geleden en vorig jaar verloor ik de opaal uit mijn ring).  En nog wat kleine zilveren dingetjes.

En ook: Een bedelarmband met enorme bedels. Ze rinkelen vrolijk om mijn pols bij elke stap. Elke beweging. Vannacht tijdens mijn laatste hondenronde rinkel ik voor mijn dierbare brongodin bij de rioolput voor de Schouwburg.

Ik rinkel voor de Prunus, die haar roze pracht op mijn knalgele autootje heeft gedeponeerd. Steeds als ik weg rijd vliegt er een roze sluier van liefde achter me aan door de lucht! 

Ik rinkel langs mijn vriend de Plataan. Op zijn laagste tak zit Pleingodje te schreeuwen van verrukking bij het horen van dit magische geluid. Over het pleintje achter het hof gaat het. 

Ik rinkel voor de tweeslachtige slakken met hun woeste nachtelijke orgieën. Ik rinkel voor de kronkelwilg en de kleine bomen met de grote bladeren. Ik rinkel voor de laatbloeiende ribes.

Dan loop ik richting Boerhaave museum. Daar staat mijn andere boomvriend, volgens mij een elsachtige. Zijn bladeren glimmen me tegemoet. ‘Rinkeldekinkel,’ groet ik hem terug. Deze halfwassen boom. ‘Wat word je toch groot,’ zijn kruin bijna boven het belendende pand uit. 

Dan rinkel ik richting Vrouwenkerkplein. Maanlicht strijkt over de restanten van de oude Onze Lieve Vrouwenkerk uit de 14e eeuw. Waar later de Pelgrim Fathers hun veilige haven vonden, voordat ze naar Amerika vertrokken. 

Mijn hondjes springen op de ruïne en rennen over de muurresten naar boven. De bomen rondom het plein, de zes respectabele zusters, zes oude knotplatanen, schudden hun wijze kruin. Daar is ze weer met haar hondjes. En die zwarte kat is er ook weer bij. 

‘Zij heeft ‘les six frères’ bezocht,’  fluisteren ze voor de zoveelste keer opgewonden onder elkaar. En het is waar. Ik ben ooit een berg op geklommen om een enorme eeuwenoude boom te bezoeken. Met zes enorme stammen. 

Ja, bomen zijn enorme kletskousen. Ze vangen alles op in hun bevroren wandelgangen. ‘Jullie hebben gelijk,’ sis ik terug naar de zusters. Ik rinkel nog eens extra met mijn armband. Dat vinden ze leuk. 

Nog 1 steegje door en ik ben thuis. Met mijn nieuwe praktische ratel. Want: altijd bij de hand. Letterlijk. En hij ziet er nog leuk uit ook! 1 bedeltje is echt heel bijzonder. Het is het paard van Troye. Je kunt een openmaken. Dan zie je de verstopte manschappen er in zitten!

Niet veel later poets ik mijn tanden. Moe, moe, moe. Oh, zo moe.

‘Jij kunt wat ik ook kan, Heks,’ hoor ik opnieuw de stem van de paragnost in mijn hoofd, ‘Maar jij kunt daarbij ook genezen. Met je handen. Dat moet je weer gaan doen…… En laat al die mensen, die steeds met hun problemen bij je komen, daar maar voor betalen.’

Mijn gouden handjes. Weer laten wapperen. ‘Maar, maar, pruttelpruttel,’ Heks heeft geen zak zin om weer een praktijk voor paranormaal genezen te openen. Zo’n gedoe. Vooral de boekhouding. Mij niet gezien. Mijn belastingaangifte is al zo onoverzichtelijk.

Ook heb ik het geld helemaal niet nodig.

Voor een goed doel dan? Mensen behandelen op afstand, werkt vaak beter ook nog…. En hen dan een bedrag laten storten naar een doel naar keuze? Naar mijn keuze?

Ik realiseer me opeens, dat ik wel eens enorm op kan knappen, als ik weer midden in die grote stroom van liefdevolle energie ga staan.

De tekens aan de wand. Uitspringende lantarenpalen all over de place als ik langs rijd in mijn scootmobiel. Vooral hier in de straat. Voor mijn buitendeur is het wekenlang aardedonker. De lamp in het trappenhuis springt ook al kapot. Ik doe op de tast mijn voordeur open.

Net als vroeger. Lang, lang geleden. Voordat ik mijn energie ging kanaliseren.

Een nieuwe fase in de verbinding met mijn ziel. Met mijn nieuwe trouwring voor mijn innerlijk huwelijk. De heilige eed aan mezelf hernieuwd.

Mijn therapeut, die in tranen uitbarst tijdens een sessie. Die ik overigens aan haar heb moeten betalen…. Maar toch. Zelfs zij kwam met haar problemen bij mij.

Een paar weken geleden heb ik een nachtmerrie over mijn voormalige therapeut. Heel indringend. Haar gejammer en gehuil. Wat wilde die droom me vertellen?

Tekens aan de wand. Op mijn pad. In mijn dromen. Rond mijn hand.

Komende zaterdag bezoek ik zo’n goed doel. Ze doen fantastisch werk in Afrika en ik sponsor een kind bij hen. Schijtchristelijk, dat wel. Dus niet echt een club om mijn ‘toverkunstjes’ openlijk te vertonen. Maar geld doneren kan natuurlijk altijd.

Wat maakt het uit, waar de genezende energie in mijn handen vandaan komt? Waar ik mijn informatie vandaan haal? Hoe de bron wordt genoemd? Of de Godin soms ook een man is bij tijd en wijle? Een vruchtbaarheidsgod bijvoorbeeld? Met een goddelijke piemel?

Mij persoonlijk kan het niks schelen. Alleen maar leuk al die uitingen van het goddelijke. Vooral ook die vruchtbaarheidsgod……. ‘Onderzoek alle dingen en behoud het goede.’ De misogyne evangelist Paulus zei het al.

‘Gewoon weer je praktijkje openen, laat mensen maar betalen als ze met hun zootje bij je komen. Meer spirituele mensen zoals jijzelf om je heen en laat al die zuigers maar de tering krijgen. Nooit niks meer uitleggen. Jezelf nooit meer verdedigen. Of jij je informatie nu krijgt van God, Jezus, een elfje, een kabouter of een TROL! Het interesseert niemand ene reet. Als ze die informatie maar krijgen….. Gewoon mensen helpen, maar niet meer voor niks. Komt het allemaal goed met jou!’’

Heks suist dagenlang in een baan om de aarde na een flinke inwendige ontploffing. Gelukkig zie ik het licht. Neem ik het weer licht. Die oplichter. Bovendien doe ik iets, dat ik veertig jaar geleden had moeten doen: Ik neem echt afstand. Dat geeft verlichting…….

Tegen het einde van mijn retraite ben ik behoorlijk ziek. Niemand merkt er iets van, behalve ikzelf natuurlijk. Plotseling ren ik weer vanouds ’s morgens non stop naar het toilet. Ik val kilo’s af. Gewrichten hangen massaal uit de kom. Mijn huid is in een maanlandschap veranderd. Jeukende bulten, belachelijke bobbels en kriebelige kraters hebben zich in mijn gezicht en op mijn armen genesteld.  

Het wordt de hoogste tijd, dat Heks naar huis gaat. Dat ik weer normaal kan eten. Dat ik niet meer door een tent hoef te kruipen met al die gewrichten uit de kom. Dat ik weer eens door een fysiotherapeut uit de knoop kan worden gehaald.

Maar ja. Heks heeft werkelijk geen zak zin om naar huis te gaan. Ik wil wel graag mijn beestjes weer zien. Ook verheug ik me op mijn eigen bedje. Maar ik weet natuurlijk best, dat eenmaal thuis de euforie van zo sterk verbonden zijn met medemensen snel voorbij is. 

In het dagelijkse leven zijn mensen niet zo mals. Ze gunnen elkaar niet zoveel. Van het asociale egocentrische gedrag van de gemiddelde mens kots ik al jaren. En na een verblijf in zo’n fijne omgeving slaat dat hopeloze gedrag je extra hard om de oren.

Als ik een dag terug ben raak ik al slaags met een geitensok in de biowinkel. Heks staat rustig appel/perensap te zoeken tussen alle appelsap, als een rare broodmagere gare gluut van een vrouw  me bruut opzij stompt en snel de laatste exemplaren onder mijn handen vandaan grist. Ze trekt ze nog net niet uit mijn vingers, maar het scheelt niet veel.

‘Jij zoekt zeker ook de appel/perensap,’ wrijft ze haar minne actie er nog maar eens eventjes in. Snel maakt ze zich met de laatste flessen uit de voeten. 

Typerend. En wie trekt er weer eens aan het kortste end?

Maar goed, ik weet dus prima wat me te wachten staat als ik weer thuis ben. Met die wildvreemde eigengereide rare geit is op zich goed te leven, maar helaas zit mijn persoonlijke cirkel ook boordevol zulke gezegende gekken. Die grabbelen, grissen en uit handen trekken. 

En als ik opnieuw mijn studieschuld zie staan op mijn belastingaangifte, terwijl ik hem al heb afgelost, zijn de rapen gaar. Dagenlang ben ik van slag. Iedereen in het gezin heeft zijn of haar opleiding betaald gekregen, behalve ik. En nu dit weer. Wat een klotefamilie heb ik toch. Ze gunnen me ook niks.

Pas een week later zie ik er de lol van in. Krijg ik oog voor het absurde van de hele situatie: Heks is waarschijnlijk de enige in de hele wijde wereld, wiens ouders verdienden aan haar studie! Enorm lachwekkend, toch?

Als jonge vrouw zat ik handenwringend bij de decaan. Ik had geen beurs, want mijn ouders verdienden veel te veel. ‘Je moet naar de rechter en verklaren, dat je ouders je ouders niet meer zijn,’ was haar advies, ‘Alleen als je officieel afstand neemt van die mensen, krijg je een beurs.’

Heks kreeg dat natuurlijk niet voor elkaar. Ze gaven me dan wel geen rooie rotcent, noch steunden ze me in mijn studentikoze bestaan, ik hield wel degelijk van die mensen. Bovendien is Heks altijd belachelijk loyaal geweest. Je moest echt jarenlang rechtstreeks in mijn bek schijten voordat ik ging protesteren……

Pas tegen het eind van mijn studie waren mijn ouders bereid een volstrekt uitgeputte Heks een minuscuul bedrag te lenen. Vlak voordat de ME me definitief tegen de vlakte sloeg.

‘Heks, maak je niet druk, het is een studieschuld van niks. Dat is dan weer het voordeel van het feit, dat ze niet van zins waren je veel te lenen. Laat staan iets te geven. Je hebt het leeuwendeel van je studie destijds zelf bij elkaar gesopt en geboend. En geserveerd….’ reageert een goede vriend laconiek. Hij heeft gelijk!

‘Wij kunnen niet tegen onrecht, dat is ons probleem,’ sombert de Don later aan de telefoon. Daar zit wat in. Heks heeft bijvoorbeeld een flinke schuld bij de sociale dienst, omdat ik al ziek was, toen mijn vader overleed. Al het geld, dat ik toen kreeg uitgekeerd, moet weer terug die sociale pot in, omdat ik plots recht op een erfenis had.

Ik kreeg die erfenis niet. Maar ik heb dus wel die schuld.

Daar zul je me echter nooit over horen. Dat geld komt een ander ooit weer goed van pas. Het is een veel groter bedrag dan die stomme studieschuld, maar het doet me helemaal niks. Sterker nog: Ik ben blij, dat ik een dergelijke schuld heb en niet eentje wegens speculeren met huizen bijvoorbeeld.

Heks heeft geen medelijden met dat soort hebberige schulden. Ik ken een heel inhalig mannetje, die heel veel geld naar zich toe heeft geharkt ten koste van anderen, wat hij er vervolgens op zo’n manier doorheen joeg. Ging hij zielig doen tegen de mensen die hij had benadeeld! Waaronder Heks…..

De werkelijke wereld is nogal een kluif. Mijn wens als kind om waarachtig te leven en ook de donkere kanten te leren kennen is echt uitgekomen. Maar intussen mag het wat mij betreft wel wat minder. 

De laatste dagen in Plum klitten de leden van mijn tijdelijke familie enorm bij elkaar. We zijn niet bij elkaar weg te slaan. Het is alsof iedereen weet, dat het weer sappelen wordt zodra je thuis bent. 

Intussen zit ik weer wekelijks dagenlang alleen te koekeloeren. Knuppel ik me met mijn afknaplijf een weg door die eenzame ruimte. Ik mis mijn tijdelijke Plumfamilie!

Het zou zo fijn zijn om elkaar eventjes te zien. Het zou zo fijn zijn om even bij elkaar te zijn……..