Ik zet mijn schreden, zet me schrap. Loki orakelt op mijn trap. Ik herrijs uit mijn Ginnungagap!!!!! Dit wordt het jaar van vergeven. Van opnieuw intens leven. Van liefde oogsten voor je voeten. Van niet langer in de modder wroeten. Loki, Loki, ouwe reus, is dat jouw rune, daar op de trap, vlak voor mijn neus? Ja heus?

Apart toch weer. Loop ik in het nieuwe jaar dufjes mijn hondjes uit te laten hier in de buurt, kom ik mijn ex van 40 jaar geleden tegen. Samen met een leuke dame. ‘Hij is vast aan het daten,’ denkt Heks direct. Een hobby, die hij fanatiek beoefent.

Mijn oude vriend doet net of hij me niet ziet aanvankelijk. Ik begrijp dat wel. Heks heeft hem onlangs een gepeperde brief geschreven, naar aanleiding van een etentje om te vieren dat we elkaar al zo lang kennen. Op zijn initiatief overigens, dat etentje. Ik had er eerlijk gezegd helemaal niet aan gedacht.

Het etentje was heel gezellig, maar tijdens het toetje kreeg ik opnieuw allerlei gezanik te verduren over mijn vermeende vreemdgangpraktijken tijdens onze relatie. 40 jaar terug! Om je te bescheuren natuurlijk: Ik was destijds zo bleu, ik wist niet eens wat vreemdgaan was.

Ja, er keken allerlei kerels naar me, maar ik had dat niet echt door. Ik voelde me immers nog steeds dat plompe lelijke eendje, dat nooit een zwaan zou worden. Ik had het zelfbeeld van een kakkerlak. Het zou nog jaren duren, voordat ik door kreeg, dat ik best een mooie meid ben…..

Er was destijds een man, die zwaar over mijn grenzen probeerde te gaan. Een man met een dubbele agenda. Het is hem niet gelukt overigens. Ik heb alle zeilen bij moeten zetten, om die man van mijn lijf te houden. Een lange nacht lang. De ellendeling heeft me uitgemaakt voor frigide trut, omdat ik niks met hem wilde…..

Maar mijn ziekelijk jaloerse geliefde nam geen genoegen met mijn verklaring. Hij wilde bloed zien. Nog steeds blijkt, als hij me opnieuw begint door te zagen over dat hopeloze figuur.

Tijdens ons jubileumdineetje kom ik er toevallig achter, dat mijn ex me indertijd zelf heeft bedrogen met een toentertijd goede vriendin van Heks. Een dame met grote onschuldige ogen en promiscue neigingen. Vooral mannen met een relatie waren onweerstaanbaar voor haar.

Ik wist, dat hij met haar had zitten tongen op de avond na de ochtend, dat het tussen ons aan ging. Leuk vond ik dat indertijd niet, maar hij had een in zijn optiek goede smoes. Zij begon.

Van de tweede keer had ik tot nu toe geen weet. ‘Ja, het was op een feest van Frans, haar toenmalige vriendje. Toen trok ze me zomaar een kast in…. Ik kon er niks aan doen…’ De vrouw in kwestie was anderhalve meter lang. Ja, daar kan je als volwassen vent natuurlijk niet tegenop…..

Hou toch op!

En nu negeert hij me. Kijkt net langs me heen. Ik sta met een oude vriend te praten, die twee broers heeft begraven dit jaar. Met tranen in zijn ogen doet hij zijn verhaal. Heks staat geduldig te luisteren.

Dan ziet mijn ex me toch staan. ‘Gelukkig Nieuwjaar,’ roep ik hem toe. Ik wens hem het allerbeste, terwijl ik tegelijkertijd afscheid neem van de man met wie ik in gesprek ben. Hem wens ik ook het allerbeste. vooral een beter jaar, dan het voorgaande…..

‘Hopelijk zien we elkaar binnenkort op de verjaardag van de Wilde Boerenzoon!’ roep ik hem na. Ja. In geval van geen Corona.

De date van mijn ex komt me razend bekend voor. En ja hoor, ze blijkt in de horeca te hebben gewerkt. In no time ontdekken we allemaal gemeenschappelijke kennissen. En zelfs een gemeenschappelijke loverboy. ‘Die schijnt nu zwaar aan de drank te zijn, heb ik gehoord in de wandelgangen.’

Hier schrik ik van. Ik mag die beeldschone foute man echt heel graag. ‘Ach, misschien is het gewoon kwaadsprekerij. Door al die vrouwen, die hij nooit heeft teruggebeld!’ grap ik snel. En wie weet is dat wel zo. Wij vrouwen kunnen enorm rancuneus zijn.

‘Waar kennen jullie elkaar van?’ vraagt de leuke date. ‘Hij is mijn eerste vriendje,’ begint Heks. ‘Wij kennen elkaar in de bijbelse zin des woords,’ geeft mijn ex intussen zijn versie van het gebeurde: We hebben seks gehad. Ooit. In het stenen tijdperk.

Mijn god. Wat is dat toch? Waarom moet altijd weer die lul op tafel? In werkelijk elke ontmoeting met hem word ik geconfronteerd met dit soort opmerkingen. Waar ik totaal niet van gediend ben. Hetgeen ik ook heb geschreven in die laatste brief. Wat duidelijk niet is wat deze meneer wil horen.

Vervolgens pakt hij zijn telefoon en tovert zomaar een foto van ons van 40 jaar geleden tevoorschijn. Hij hoeft er niet voor te zoeken. Heks is perplex. Ik heb die foto ook nog wel ergens. In een album. In een la.

Ik ben totaal verbluft, temeer daar hij in zijn laatste schrijven aanbood om mij te helpen met dingen die me dwars zitten rondom die relatie van lang geleden. Waar ik nooit aan denk. Behalve als ik opnieuw wordt doorgezaagd over zaken, die nooit gebeurd zijn….

Hij nam contact op, toen zijn huwelijk strandde. Hij neemt contact op om iets te vieren. Hij duikt sinds jaar en dag op op elke datingsite, waar ik sta ingeschreven, nadat ik er over heb geschreven op mijn blog. Hij loopt vandaag hier in mijn buurt te wandelen……

‘Een hele leuke man,’ prijs ik hem aan bij zijn date. En dat is zo, echt. ‘Je mag hem hebben,’ wil ik ook zeggen, ‘ik hoef hem niet meer.’ ‘Oh, wat zijn zijn goede eigenschappen?’ roept de vrouw nieuwsgierig.

Heks staat met haar mond vol tanden. ‘Hij is ziekelijk jaloers,’ komt er in me op. ‘Het is een controlfreak, zelfs na 40 jaar houdt hij me nog in de gaten…’ kan ik natuurlijk niet zeggen. ‘Ik ga er vandoor, ik wil jullie date niet verpesten,’ roep ik uiteindelijk grapjassend.

Eenmaal thuis houdt het me toch weer bezig. Wat gebeurt hier nu eigenlijk? En waarom maakt het me zo kwaad? En waarom moet ik altijd denken aan Ross en Rachel uit Friends? Het geijkte koppel, dat er helemaal niks van bakt. Doodsbange mensen met een hechtingsstoornis.

‘Ben jij nog een beetje aan het daten?’ vraagt de vrouw aan me voordat we afscheid nemen. Ze is er achter gekomen, dat ik vrijgezel ben. ‘Nee, mijn laatste lief was zo’n vreselijke vent, ik ben voor mijn leven genezen…. Er is ook altijd iets met de mannen, die ik date….’ ‘Er is iets met ons allemaal!’ roept ze zeer terecht.

Met mij ook, maar daar kan ik mee leven….. En ja, er is inderdaad wel iets met iedereen, maar ik heb een enorme voorkeur voor narcisten. En daar is geen land mee te bezeilen.

De waarheid is, dat ik momenteel mezelf een beetje aan het daten ben. Ik trek wat leuks aan voor mezelf. Smeer een mooi make upje op mijn snoetje. Ga in een geurig bad zitten met een maskertje op mijn toet. Vertroetel mezelf met leuke cadeautjes. Een lekker parfum met kerst bijvoorbeeld. En een mooie lippenstift.

©Toverheks.com

©Toverheks.com        Loki’s rune

Er opent er iets in me. Ik sta op een kruispunt heb ik ontdekt. En ik moet eens goed nadenken over welke kant ik op ga. Loki legt zijn rune voor mijn deur de afgelopen week. Loki liegt nooit. Lepe Loki.

‘Kiezen, Heks. Het is kiezen of delen. Jezelf met zovelen. Of kies je voor jezelf? Zet je nu eens eindelijk jezelf op nummer 1. En niet de hele wereld, zoals voorheen?’

Zo’n 7 jaar geleden vielen de schellen van mijn ogen. Ik kon niet meer geloven, wat ik wilde geloven. In etappes werd mijn hele leven blootgelegd. Naakte zenuwbanen onder stroom werd gewoon. Heel gewoon. Woede hield mijn kop er bovenuit.

En nu is het tijd voor vergeven. Leven en laten leven. Mensen doen dingen niet, omdat ze gemeen willen zijn. Daar ben ik nu wel achter. Mensen beschadigen anderen uit onvermogen. Lijden schept lijden. Uit pijn komt pijn voort.

Ik zet mijn schreden, zet me schrap. Loki orakelt op mijn trap. Ik herrijs uit mijn Ginnungagap….

 

Beter een verre vriendin dan een kwaaie buur. Heks vraagt iets simpels en wordt tureluurs van die stuurse buurman aan lager wal. Liever een beurse stuurman die van twee walletjes eet, dan in de clinch met dit secreet.

‘Buurman, ik heb sinds kort een scootmobiel, waarmee ik mijn berging in en uit moet. Maar dat is lastig als jouw fiets midden in de gang staat. Kun je die voortaan in je berging zetten?’ Ik heb het zonet aan zijn ongelofelijk aardige vriendin gevraagd, maar die ging er razendsnel vandoor. Na me een angstige verwilderde blik toe te hebben geworpen. Het is niet haar fiets. Maar wel haar vriend. En dat wil ze natuurlijk zo houden.

De buurman zet al sinds jaar en dag zijn fiets midden in de gang van de berging. Al zeker tien jaar. Zo lang meneer de Koekenpeer hier woont. ‘Waarom staat jouw fiets in de gang van de berging,’ begon hij een paar jaar geleden te zuigen, toen Heks zelf een oude fiets tijdelijk in de gang had geparkeerd, ‘Waarom heb je drie fietsen, waarom, waarom?’

Ja, waarom zijn de bananen krom? Wat een rare vragen voor iemand, die zelf altijd zijn fiets pontificaal in de algemene berging laat staan. ‘Jouw fiets staat voor de muur van mijn berging,’ gromt de man vervolgens verbolgen. Daar heeft zijn muur blijkbaar last van.

‘Jij loopt gewoon op mijn plafond,’ dien ik hem nijdig van repliek. Ja, hoe durft hij!

Je hoort het al, er is geen land te bezeilen met die man. En zo onnavolgbaar! Wat voor hem geldt, geldt niet voor de rest van de wereld. Hij mag zijn fiets gewoon overal neerkwakken. Wij moeten onze fietsen allemaal netjes in onze bergingen proppen.

Heks heeft er dus niet al teveel fiducie in, dat die gast zijn fiets weg zal halen. ‘Oh,’ begint de man direct te zagen, ‘Jij had ooit zelf een fiets in de berging staan en die raakte mijn fiets aan,’ hij haalt diep adem om eens flink verbaal verder te zeiken, ‘Jij wilde die fiets toen niet weg halen!!!!!! Dus je begrijpt…’

Heks wacht de rest van zijn gezemel niet af. ‘Ik regel het wel met de woningbouwvereniging,’ val ik hem bot in de rede, ‘Ik wilde het eerst gewoon aan je vragen. Dat leek me wel zo netjes. Wellicht dat ik eens een normale reactie zou krijgen, de wonderen zijn de wereld nog niet uit, tenslotte. Maar ik hoor het al. Je redeneert nog even idioot als altijd. Ik had ook niet anders verwacht, eerlijk gezegd. Maar ik wilde het toch een kans geven…’

Ik rijd mijn fiets met kar en al rakelings langs zijn kleutervouwfiets de berging uit en ga er als een haas vandoor. Arme vriendin van die man. Je bent er toch maar mooi klaar mee. Met zo’n figuur. Riekt naar narcisme.

Ik heb me toch weer lopen opwinden, ondanks mijn voornemen me helemaal niet druk te maken. Maar ja. narcisten roepen nu eenmaal een sterke allergische reactie bij me op. Compleet met vliegende meukjeuk en kriebelige uitslag. Morgen eerst maar eens de woningbouwvereniging bellen. En dan weg met die fiets.

Wat zei die idioot ook alweer de vorige keer? Dat hij mij gedoogde, ja, dat was het. Om je suf te lachen. De man, wiens straalbezopen vrienden op mijn deurmat kotsen, wiens stomdronken maten midden in de nacht bij me aanbellen, de man, die ’s nachts meent keihard muziek te moeten draaien, die met zijn bezopen bezoekers op het balkon de hele buurt bij elkaar blèrt als het hem uit komt….

Die man gedoogt mij. Ik ben heel benieuwd in welk opzicht. Het lijkt me meer een gevalletje van de aanval is de beste verdediging.

Nu heb ik het nooit erg getroffen met mijn buren. Eerst hadden we hier in het portiek jarenlang last van het Aarsvetertje. Toen die eindelijk de plaat had gepoetst kreeg ik last van een soort kwaadaardige lama. Grote klodders spuug op mijn spullen. God mag weten waarom.

En hier word je toch ook niet blij van. Ik niet in elk geval. Maar goed. Met een beetje hulp van de woningbouw moeten we er toch wel uitkomen, lijkt me. Want het mag gewoonweg niet. Fietsen moeten in je berging staan. De gangen moeten vrij blijven.

Met mijn portie dagelijkse ergernis net achter de kiezen fiets ik naar het Leidse Hout. Het is al licht aan het schemeren, als ik er aan kom. Het restant wandelaars dromt goddank naar de uitgang, als Heks het bos in fietst. De hemel zij geprezen! Ik wil geen mensenmassa’s om me heen. De hele stad loopt al vol gekken. En het bos dus ook, blijkt nu. Gelukkig hoepelt iedereen net op naar huis.

Op mijn gemakje peddel ik door het Hout. Bij het grote veld gooi ik een dummy voor mijn ene hondje. Mijn andere hondje rent enthousiast achter dat ene hondje aan. In de verte zie ik een bekende. Het is mijn Poolse hondenvriendinnetje. Zij heeft een Engelse Springer Spaniël, net als Heks, maar haar hondje is uit de showlijn.

Arie’s oren zijn twee keer zo lang als die van VikThor en Freya. Zijn kop is twee keer zo groot. Hij is ook anderhalf keer zo zwaar als Vikthor. Hij was een jaar geleden twee keer zo zwaar, maar sinds hij streng op dieet is geweest is hij niet meer echt dik. Alleen lekker plomp en lomp. Arie is nog niet de helft zo actief als mijn hondjes, maar wel heel erg lief.

Thuis heeft mijn Poolse vriendin haar zieke man, waar ze voor zorgt. Hij is volledig bedlegerig. Dat was niet altijd zo, vertelt ze me vandaag. Hij was wel al ziek, maar sinds hij een keer is gevallen ging het snel bergafwaarts met hem….

‘Mijn man is eigenlijk kapot gemaakt in een verpleeghuis. Hij had zijn heup gebroken, daarvoor kon hij gewoon lopen, ondanks zijn Parkinson. Maar na een half jaar opgenomen te zijn geweest in dat tehuis kon hij helemaal niks meer. Ik heb gestreden voor fysiotherapie, maar dat gaven ze niet. Ze zeiden van wel, maar deden het niet….’

‘Of hij had bijvoorbeeld een afspraak bij fysiotherapie, maar dan had het verplegend personeel hem nog niet uit bed gehaald en gewassen. Dus dan kreeg hij die therapie weer niet. En als ik er iets van zei, dan zeiden ze gewoon, dat hij zelf maar moest zorgen, dat hij op tijd bij die fysiotherapeut was. Ja, hoe dan? Als je niks kunt, zelfs niet lopen? Of zelf uit je bed komen?’

‘Ze hebben hem daar gebroken. Zowel lichamelijk als geestelijk. Ik kreeg een hele andere man terug na een half jaar. Zijn vingers krom getrokken van ellende. Ja, omhoog krom getrokken, heel vreemd,’ ze doet me voor hoe zijn vingers er nu uit zien, ‘ ik snap niet hoe dat is gekomen…’

Heks kijkt naar haar stoere vriendinnetje. Wat is het toch een ongelofelijk schat. Zonder morren zorgt ze sinds jaar en dag voor haar invalide man. Niet geholpen door wie dan ook. Alleen een beetje thuiszorg.

‘Door die thuiszorg hebben wij allebei Corona gehad. Ze wilden hun mondkapjes niet op. Ze hadden ze gewoon in hun zak zitten, maar weigerden om er eentje op hun kop te zetten. Stom ? Mooi dat mijn man en ik allebei heel ziek zijn geweest. Ik ben nog nooit zo beroerd geweest, ik kon bijna niet meer voor mijn man zorgen, want ik viel steeds flauw. Dat was echt heel erg…’

Dan is het opeens aardedonker op het grote veld, waar we balletjes staan te gooien voor onze honden. ‘Iek ben mijn baalletje kwaijt,’ roept de Poolse, ‘Het ies een knaalorranje baal, dus we moeten hem kuunen vienden…’ ze praat toch zo geinig Nederlands. Samen speuren we het het hele veld af. VikThor zet zich met name enorm in, maar de bal is pleite.

We nemen afscheid en Heks gaat nog lekker door het lege donkere bos fietsen. Op mijn geheime bankje ga ik nog een tijdje zitten schemeren. Zacht schuddend met een samba eitje. ‘Wie woont hier, tierelier?’ zing ik zachtjes, humptiedum. Mijn boze bui is helemaal weg.

Er woont een Biebabomenman, ellenlang. En een watervrouw: Als ze je bijt doet het au. In het bos, in het koude bos. Kabouters gluren vanuit het mos. Om mijn hoofd: Glijdende vlijende vleugeltjes. Laat vieren je teugeltjes……

Heks pakt Dik Trom uit de kast. Wat een schat is dat! Die kleine dikke branie. Vertederd lees ik het verhaal helemaal. Vooral de redding van een heks maakt me blij. Het gaat over mij!

Vorig weekend begin ik in Dik Trom. Ik heb het een tijdje geleden cadeau gekregen van Buurman Carlos. Een herinnering aan de tijd, dat wij samen furore maakten met ons ‘Dikkertje Tromkoor’. Een koor bestaande uit twee mensen. Buurman en Heks.

‘Het is een hele klus hoor, zo’n koor met z’n tweetjes…’ riepen we altijd in koor als er wenkbrauwen omhoog gingen. Of als er lastige vragen volgden.

Gedurende een klein jaar hadden we veel succes met ons koor. Niet in de zin van roem. We waren eerder berucht dan beroemd. Geen land mee te bezeilen! Wat een mafkezen! Ja, het Dikkertje Tromkoor heeft zijn sporen echt verdiend.

In mijn jeugd heb ik wel eens een verhaal van Dik Trom gelezen, maar dat is wel erg lang geleden intussen. Heks staat er dan ook van te kijken hoe geweldig leuk ‘Uit het leven van Dik Trom ‘ is! Vooral het verhaal over de heks van de Achterdijk spreekt me natuurlijk enorm aan.

Dik, de schat, is heel lief voor deze heks. Waar alle anderen in het dorp kwaad over haar spreken, helpt hij haar uit de brand. En als de Vrek dreigt om haar uit haar huisje te zetten, speelt Dik zelf voor heks. Door een kromme kachelpijp gilt en loeit hij door de schoorsteen naar de krentenkakker, terwijl zijn vriend Piet van Dril op ramen en deuren bonst.

Het heeft effect: De heks mag in haar huisje blijven wonen samen met haar doodzieke man. Een kostelijk verhaal, ik herlees het een paar keer!

Alles loopt overigens goed af in dit boek. Dat is ook zo fijn. Een kleine overzichtelijke dorpsgemeenschap, waar alles op zijn pootjes terecht komt uiteindelijk. Heks tekent ervoor.

Helaas woon ik in de grote stad. Ik heb geen goeiige dikke beschermer, die bij mensen, die me dwarszitten door de schoorsteen schreeuwt tot ze er bijna in blijven van schrik. Vooral dat laatste lijkt me wel wat.

tekening van Joh. Braakensiek

De ouders van Dik zijn ook bijzonder. Ze laten hem enorm vrij en straffen hem niet voor zijn streken. Ze steunen hem door dik en dun en moeten ook vaak enorm lachen om zijn fratsen. ‘Het is een bijzonder kind en dat is ‘ie’, ligt de vader in de mond bestorven.

Niks lijfstraffen en zonder eten naar bed. Niks omdat ik het zeg.

Het leuke aan Dik Trom is dat hij geen sukkeltje is. Het is een branie. Achterstevoren op een ezel zitten, wie doet dat nou? Ja, hij! Zijn vrienden hebben dan ook heilig ontzag voor hem.

tekening van Joh. Braakensiek

Tegenwoordig is het de normaalste zaak van de wereld om dikke mensen te pesten. Dik zou er een hele klus aan hebben om zich net zo mateloos populair te maken op een moderne school. Ja, te gek voor woorden natuurlijk.

Maar er staan ook hele vreemde dingen in dit ouderwetse kinderboek. Dingen, die nu echt niet meer kunnen. Sylvana Simons zou zich een rolberoerte ergeren als ze het laatste hoofdstuk onder ogen zou krijgen, waarin Dik uit geldgebrek bijna naar Suriname vertrekt om een negeropstand te helpen neerslaan…….

tekening van Joh. Braakensiek

Het ‘Dikkertje Tromkoor was eigenlijk een zeer passend eerbetoon aan deze oude volksheld. Met onze dwarse liedteksten en doldwaze theateracts wisten we ons publiek ook behoorlijk op het verkeerde been te zetten.

Ik ben op een idee gekomen: Ik ga weer eens wat kinderboeken uit de kast halen. Ik heb nog een hele plank ergens staan. Eerst maar eens die van Roald Dahl herlezen. Die boeken staan bij Heks met stip bovenaan!

Kieviet met gezin

Kieviet met gezin

C.Joh. Kieviet (1858-1931) is één van Nederlands bekendste kinderboekenschrijvers. Wie kent niet de avonturen van  “’t is een bijzonder kind, dat is ie’’ Dik Trom? Maar dorpsonderwijzer Kieviet schreef veel meer: bijna vijftig jeugdromans en verhalenbundels.