
‘Mag ik vragen wat je mankeert, dat je in die scootmobiel zit?’ roept een wildvreemde man op een bankje, als ik voorbij rijdt met mijn twee hondjes. Zijn vrouw en dochter kijken razend nieuwsgierig naar Heks. Wat mankeert die opgeverfde troela met haar cowboyhoed? Waarom ziet ze er niet zieltogend uit? ‘Ik vind dat een rare vraag,’ pareer ik. Maar dat is tegen het zere been.
‘Mijn gehandicapte moeder wil absoluut niet in zo’n ding rijden,’ begint de vrouw ter verdediging. ‘Dan doet ze zichzelf te kort, mijn actieradius is enorm toegenomen sinds ik een scoot heb. Je blijft onafhankelijk. Je kunt er heerlijk op uit!’ antwoord ik zo vriendelijk als ik kan opbrengen. Ik ben deze mensen een kwartiertje eerder gepasseerd. Ze hebben het blijkbaar over me gehad.

‘Maar wat mankeer je nu eigenlijk?’ dreint de man verder. Hij wil het per se weten. En Heks gaat het absoluut niet vertellen. Waarom zou ik? Wat gaat het die kwibus aan?
‘Ik vind dat een impertinente vraag,’ herhaal ik min of meer wat ik eerder heb gezegd. Om dan gewoon lekker verder te rijden. ‘Het is gewoon belangstelling,’ hoor ik de man nog verongelijkt achter me piepen. Wat een malloten. ‘Ik had moeten zeggen, dat ik helemaal niks mankeer. Dat ik louter voor mijn plezier en uit pure luiheid in een scootmobiel rondrijd,’ bedenk ik te laat. Ik grinnik als ik me voorstel hoe die man dan had gekeken. Hè, jammer. Te laat. Volgende keer maar weer.
Want er komt een volgende keer. Reken maar van yes. Als je in een scootmobiel rondrijdt ben je vogelvrij voor stom bemoeizuchtig gewauwel van je medemens. Van overdreven vriendelijke aanmoedigingen, ‘Ben je zo lekker aan het wandelen! Met je hondjes!’ Tot verontwaardigde opmerkingen als ‘Ik zag u vorige week gewoon wandelen!’ Of impertinente vragen over wat je dan precies mankeert.

Wat mankeert die man? Dat zou ik wel eens willen weten. Volgende keer ga ik het hem vragen. Dwangmatige pathologische nieuwsgierigheid wellicht. Of de vliegende schijtwauwelaritis. Hij is er ongetwijfeld ernstig aan toe.
Heks roept veel vragen op, als ze rondrijdt in haar scootmobiel. Met haar stoere hippe cowboylaarzen en dito hoed. Met haar felle rode lippen en lange wapperende haren. Ze ziet er niet gehandicapt genoeg uit naar ieders smaak. Ze roept razernij op met die arrogante opgewekte glimlach. En dan die dolle honden! Welke gehandicapte neemt nu zulke honden? Waarom geen volgepropt keffend kuttenlikkertje, zoals het hoort?

Gelukkig oogst ik ook menig glimlach. Goddank maak ik ook vele prettige praatjes. Aan de lopende band! Het is niet allemaal kommer en kwel.
Van mijn vriendinnetje Kras heb ik al de nodige verhalen gehoord over de maatschappelijke reactie op de scootmobiel. In een scootmobiel zit volgens velen een debiel. Een imbeciel. Of misschien een hele oude man of vrouw. Timide en afhankelijk als het even kan. Maar zeker geen mondig wijf à la Heks. Of Kras.
Eenmaal weer thuis lees ik verder in mijn boek over ter dood veroordeelden. ‘Death Row Dollies’ van Linda Polman, gaat over vrouwen, die deze vergeten groep schrijven en bezoeken. Velen krijgen een relatie met hun eigen zware crimineel. Een aantal trouwt zelfs. Met de handschoen. Ja, heus waar.

Een aantal weken terug lees ik een artikel in Trouw over het rechtssysteem in de Verenigde Staten. Hoe de mensenrechten er met voeten worden getreden. Hoe levenslang gestraften vaak volledig vereenzamen. Hoe ter dood veroordeelden 23 uur van de dag in eenzame opsluiting in hun cel zitten. Een uurtje mogen ze alleen naar buiten in een soort kooi. Medische zorg is er nauwelijks. Ze krijgen nauwelijks te eten. In de winter lijden ze kou en in de zomer worden ze bijna gekookt.
Eindeloos lang wachten ze op het voltrekken van het vonnis. Procedure na procedure wordt gestart om de executiedatum uit te stellen. Juridische bijstand is rudimentair. Fouten in procedures worden weggemoffeld. De gevangene zijn infeite vogelvrij.

‘Nou, net goed, laat die psychopaten maar creperen,’ is de gedachte hier achter. Middeleeuwse praktijken natuurlijk. Er zit nog al eens een onschuldig gestrafte tussen. Met name mensen met een kleurtje worden regelmatig bij voorbaat schuldig bevonden.
Heks baalt er wel eens van, dat een boef in Nederland gemiddeld na een luttel aantal jaren vervroegd vrij komt. Loopt zo’n kwibus weer gewoon overal rond. Zo’n gevaar voor de maatschappij. Nee, dan ben ik niet blij.

Maar goddank hebben we hier een menselijker systeem dan in de Verenigde Staten. Alhoewel een groot deel van de Nederlandse bevolking voor de doodstraf schijnt te zijn tegenwoordig. Ook hier vindt dus een verschuiving plaats naar zwaarder straffen.
Als veertienjarige discussieerde ik met de stokoude grootouders van mijn zwager over dit onderwerp. Iedereen, die er bij was, lag in een deuk, maar Heks was bloedserieus. De grootvader, een slager in ruste, was pertinent voor de doodstraf. Hij wilde er graag zijn steentje aan bijdragen, indien nodig. Met zijn messen en hakblok. Zijn vrouw was het zoals altijd met hem eens. Zij voerde overigens het woord. Ook voor haar man. Zijn tong lag na een beroerte als een dikke walrus voor zijn spraak. Alleen zijn vrouw kon het gezegde interpreteren…..

Heks zit er over na te denken om met een ter dood veroordeelde te gaan corresponderen. Uit medemenselijkheid. Niet om er een relatie mee te krijgen. Dank je de koekoek. Ook ga ik geen fondsen werven om de persoon in kwestie vrij te krijgen. Daar heb ik de puf niet voor. Maar schrijven kan ik. ‘Aandacht is als zonneschijn,’ zegt Thich Nath Hahn altijd. Een brief bij wijze van zonnestraaltje. Een streepje licht in een sombere cel.
Ik zit er nog over na te denken. Ik ben er nog niet uit. Want groot kans, dat je een psychopaat treft. Of een sociopaat. Of toch op zijn minst een narcist. En Heks houdt niet van dat menstype.

Ik kijk naar een heleboel Amerikaanse griezelprogramma’s op ID tv. Ellendige gewelddadige geschiedenissen, die zich afspelen in dat barbaarse land, waar iedereen zonder meer een vuurwapen kan aanschaffen. Programma’s over allerlei onmensen en hun onmenselijke daden. Van het soort, dat je levenslang oplevert. Of de doodstraf.
Eerst maar eens dat boek uitlezen. Linda Polman windt er geen doekjes om. De meeste mensen op death row hebben verschrikkelijk misdaden begaan. Meestal lang geleden. De gevangenen zijn doorgaans nog slechts een schim van zichzelf….

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.