Die muur moet eruit! Met gepast geweld! Vloekend en scheldend desnoods. Het is niet altijd gemakkelijk hoor ik, maar eind goed al goed. Dus: Ga ervoor Heks! Niet zeuren maar: Yippie-Jaja-Yippie-Yippie-Yeah!!

‘Heks, houdt op met schelden. Niet meer doen. Het helpt niet als je als mantra herhaalt hoezeer je baalt. Je schiet er niets mee op, sterker nog: Het zou wel eens tegen je kunnen werken, al dat gemopper. Je roept er misschien wel allerlei ellendigs mee op.’ Streng kijk ik mezelf aan boven mijn tandenborstel. Dat ik het maar weet.

s’ Nachts draai ik van mijn linkerkant op mijn rechterkant. Au, au. Word wakker. Op de rug proberen dan maar. Lukt niet. Ik ga er uit en doe een half uur later opnieuw een poging. Om te slapen bedoel ik. Die broodnodige bezigheid waar Heks niets mee heeft. Het lukt nooit als ik het wil en op andere momenten kan ik mijn ogen nauwelijks open houden.

Na een brak nachtje probeer ik om op tijd te zijn voor mijn prikken. Ik gooi koffie en pijnstillers naar binnen. Schiet wat kleren aan. Nu nog even mijn hondje aanlijnen, maar waar is de riem. Ik kijk op de kapstok. Of hangt hij over de kastdeur? Of op de stoel bij de piano? Ik check alle plekken, maar het stomme ding is onvindbaar.

‘Scheld, schelder, scheldst,’ ik zal maar niet schrijven wat ik echt zei. Grommend loop ik door het huis. Ik gooi mijn jas, muts, handschoenen en sjaal weer uit, want ik plof bijna in al die warme kleren in combinatie met een woedeaanval.

De lijn hangt op de kastdeur, zoals altijd. Waar ik ook al drie keer gekeken heb, zoals altijd. Meuh, dat gaat weer lekker. Die prikken kan ik wel vergeten, ik heb zeker tien minuten lopen zoeken. Ik ben intussen echt te laat.

Ik bel de thuiszorgorganisatie. Krijg ik nog hulp vandaag of hoe zit het? Sinds ik mijn vaste hulp kwijt ben is het elke week een ander verhaal. ‘Om twaalf uur komt er iemand,’ gelukkig maar. Opeens moet ik me geweldig haasten. Snel ga ik de deur uit. Vooruit, ik neem de elektrische vouwfiets. Die gaat geweldig hard, ben ik snel weer thuis.

Halverwege de steeg houdt de fiets ermee op, althans de motor. Zonder ondersteuning fietst het onding veel zwaarder dan een gewone fiets. ‘Potverdorie, scheld, scheld,’ voor ik het weet ben ik alweer aan het kankeren.

‘Die Beixo klotefiets, altijd wat. Ik heb er nog bijna niet op gereden in de vier jaar dat ik dit kutapparaat heb. Vier nieuwe opladers verder blijkt de plug van de accu gewoon kapot te zijn. Waardoor die opladers het steeds begaven. Niet omdat ik het snoer er verkeerd uittrok, zoals de fietsenmaker steeds beweerde. Die lul. En toen de draad die de motor inloopt kapot ging moest er een hele nieuwe motor komen! Een godsvermogen heb ik daarvoor betaald. Belachelijk toch, zo’n constructie! En nu dit weer……..’

Ik besluit meteen even langs de zaak te fietsen, waar ik die teringfiets heb gekocht. Het bedrijf is intussen overgenomen, inclusief de werknemer. Die ziet me alweer aankomen met die duivelse vervloekte fiets. ‘Hij doet het alweer niet,’ zeg ik somber.

De man duwt tegen de accu. ‘Die zit los, daar komt het door,’ hij kijkt me meewarig aan. Alsof ik iets ongelofelijks stoms heb gedaan. ‘Ik zie het, zo heb ik hem twee weken geleden bij jullie opgehaald….’ Het is waar. Ze hebben die accu er gewoon niet goed ingezet. Zodra het ding op zijn plek zit doet alles het weer.

‘Ik zou minder schelden, nou, dat is vandaag niet echt gelukt,’ denk ik bij mezelf. Blij dat die fiets het weer doet, heb ik spijt van mijn verbale luchtvervuiling.

Opnieuw neem ik me voor om minder te schelden. ‘Nou ja, ik zeur niet,’ troost ik mezelf. Ik denk aan dat liedje van Annie M.G.Schmidt over dit onderwerp. In haar optiek kun je alles maken, schreeuwen van daken, een grote bek geven, zolang je maar niet zeurt.

Ik zie een reclame op televisie, waarin een vrouw met veel geweld met een moker op een dikke stenen muur mept. Ze mept en passant een paar vrouwbeelden aan gort. Letterlijk en figuurlijk. En dat van een man, die bovenop een vrouwenhoofd staat….. Echte beelden. Van steen….

‘We never said it would be easy’, meldt de reclame vlak voordat de vrouw door de nieuw ontstane opening uit haar gevangenis ontsnapt. Gevolgd door het schier onverstaanbare  ajajippiejippiejee van  Hornbach. 

Ik zie het tafereel net op het moment, dat ik heel diep zit na te denken over mijn leven. In gedachten verzonken als het ware. Een soort heldere flits over mijn situatie.

Het is alsof de reclame mijn omstandigheden illustreert. Maar ook: Heks raakt geïnspireerd! Ja, die muur moet eruit!

Bouwmarkt Hornbach – die van de mannenclichés – mengt zich in het feminisme debat

Compliment van een vent. Door één deur met een charmeur. Een telefoonnummer op de koop toe, nou moe! En dan op de loop: Heks houdt geen uitverkoop!

Vandaag gaan we met mijn koor de gehele dag oefenen op de Matthäus Passion. Om kwart voor tien ren ik de deur uit met Varkentje aan de riem. Die gaat een dagje bij ome Frogs bivakkeren. Ik loop naar de Lange Mare, want daar staat mijn auto. Niet. Oh.

Ik snel helemaal naar de andere kant van de steeg: Er staat me bij daar te zijn uitgestapt onlangs. Maar als ik ter plekke kom: Geen kanariepiet. Opeens meen ik me te herinneren dat mijn kuikentje voor de Schouwburg staat. Ik ben intussen al zeker tien minuten bezig…..

Uiteindelijk vind ik mijn autootje terug. Ik rijd de stad door. Het is nationale slakkendag. Alle slijmvormige rijbekwamen uit de regio glijden traag via hun slikkige slakkenspoor voor me uit. Ze zorgen ervoor dat ik bij elk stoplicht moet wachten!

Ome Frogs neemt het hondje van me over. Ik ben intussen echt te laat. De slakkengang zit er goed in! Op mijn gemak glijd ik langs bedauwde grasvelden vol krokussen. De zon doet duizenden druppeltjes glinsteren. Het is waterkoud.

Eenmaal in de kerk ben ik toch nog op tijd voor het inzingen. Gelukkig maar. Ik heb slecht geslapen vannacht en mijn stem is nog helemaal niet wakker. Schor kraak ik mee met de glijtonen. Stiekem riedel ik een paar boventonen. We zijn begonnen!

In de pauze spreid ik mijn tafelkleedje voor me uit op tafel. Ik lunch met geroosterd brood, zalm en bietenspread met wasabi. Een gekookt eitje maakt mijn feestmaal af. De andere alten moeten lachen. Ze is weer lekker bezig, die Heks.

We houden een uur eerder op. Onze dirigent is tevreden. ‘Oh jee,’ moppert mijn maatje, ‘Mijn zoon komt me halen, maar hij komt pas over een uur.’

We bellen hem op met mijn telefoon. De goede man is onbereikbaar. Helaas heeft ze haar huissleutel niet bij zich, het heeft dus geen zin om een stukje om te rijden om haar af te zetten. ‘Je mag wel met mij mee,’ grapt Heks. Dat lijkt haar wel wat, kan ze eindelijk al mijn katten zien! En Ysbrandt, de grote charmeur. Maar het is niet praktisch….

Als ik terug ben in de binnenstad haal ik snel een paar boodschappen. Op de hoek van de straat bots ik bijna tegen een knappe kerel op. Hij duikt plotseling op uit de  bloemenwinkel. Stralend kijkt hij me aan. ‘Hallo!’ begint hij enthousiast’ ‘Hoe gaat het met je?’ Ik bekijk hem eens goed. Prettig open gezicht, heeft wel iets bekends, maar ik kan hem niet thuisbrengen. ‘Ken ik je ergens van?’

‘Ja, we hebben onlangs koffie gedronken in de stad,’ antwoordt hij in vlekkeloos Duits. Mijn hersens kraken. Er gaat geen belletje rinkelen. Hij bluft vast maar wat. ‘Wat zie je er prachtig uit! Ga je mee ergens iets drinken?’ vervolgt de charmeur. Ik pieker er niet over.

‘Een ander keertje dan?’ Hij laat zich niet uit het veld slaan. ‘Kom geef me je nummer.’ Geen denken aan. ‘Dan geeft ik je mijn nummer! Ich bin in dich verliebt!‘ Toe maar. Dat is snel! Op het eerste gezicht!

Ik heb geen telefoon bij me om zijn gegevens in op te slaan…. Ik sta intussen te bedenken hoe ik me hier uit wurm.

Ik bevind me op een steenworp afstand van mijn huis en ik wil onder geen beding dat deze vasthoudende vleesgeworden verleiding weet waar ik woon!

Ik loods hem de winkel in. Daar schrijft hij zijn nummer op een papiertje dat hij van de toonbank grist. De dames achter de balie kijken verbaasd. Ik geef hen een knipoog. ‘Hij wil per se zijn telefoonnummer geven….’ fluister ik. Even later duwt hij een briefje in mijn hand. Ik loop achter hem aan de winkel uit, maar treuzel lang genoeg om hem uit het oog te verliezen.

Eenmaal buiten maak ik me snel uit de voeten. Ongezien verdwijn ik om de hoek en vliegensvlug schiet ik het portiek van mijn huis in. PPPfffff. Ik ben nog niet toe aan mannengedoe.

Het is natuurlijk wel leuk dat ik weer aanbidders heb. En een beetje uitgaan zou me vast goeddoen. Maar alles op zijn tijd. Ik denk aan de wijze woorden van de paragnost Peter van der Hurk: Zorg dat je eerst weer helemaal stevig op je benen staat. Als je jezelf laat zien in je kracht kan degene die bij je past je ook vinden. Niet meer settelen voor minder!

Als ik later nog eens naar het inderhaast neergeschreven telefoonnummer kijk zie ik dat het op een flyer is geschreven. ‘De Godin in Jezelf’ staat er op. En ook: ‘The Goddess Within’, ‘Lady of the Dragonfly’. En tot slot: Dance the Goddess within……