I have arrived, I am home! Maar here and now zit ik gelijk met gebakken peren, die me niet in de kouwe kleren gaan zitten. Traditioneel krijg je een flinke crisis als je hier een tijdje bent. Dat is algemeen bekend. Heks zit er direct middenin. Ik heb mijn dieptepunt alweer achter de rug. Ik kan dan ook eigenlijk best weer naar huis terug!


Na twee dagen sturen met mijn Tens-apparaat op de hoogste stand in een bloedheet wagentje ben ik helemaal dol in mijn bol. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, bezoekjes aan de fysiotherapeut, cortisonen-injecties en pijnstillers is mijn lijf een slagveld aan kwalen. Maar uiteindelijk ben ik er dan toch echt. Ik rijd het parkeerterrein op. I have arrived!
Maar o jeetje, wat een tegenvaller! Ik raak direct slaags met de dames op het kantoor. En ook bij de medewerksters van de registratie kom ik geen stap verder. En ik moet verder! Ik moet als den donder mijn tent opzetten, voordat ik verander in een weke doch pijnlijke kwarktaart…..

‘U hebt zich niet opgegeven,’ krijg ik beschuldigend naar mijn dodelijk vermoeide hoofd. Alsof het een doodzonde is! Voor mensen met een tent is altijd plek! Dat weet iedereen! Ook mijn pogingen om dan in elk geval een kampeerplekje te bemachtigen, waar ik met mijn auto kan komen worden genadeloos afgestraft. Ik moet warempel met een kruiwagen twee kilometer over bobbelig terrein gaan lopen sleuren met mijn teringbende. ‘Je vraagt maar of iemand je wil helpen,’ bitst de betreffende non.

Nou ja zeg. Ze kent me! Een jaar of wat geleden zat ze bij me in de familie. Ik heb een hele middag Boeddhistische geëngageerde kunst met haar gemaakt indertijd. Het was zo’n schatje! Ik weet dat westerlingen er allemaal hetzelfde uitzien voor Vietnamezen, maar dit gaat wel erg ver!


Ik word van het kastje naar de muur gestuurd en weer terug. Ik moet me eerst inschrijven. Nee, ik moet toch eerst naar het kantoor. ‘Ga naar de registratiehal,’ bitsen ze daar. Om vandaaruit opnieuw naar het kantoor te worden gestuurd. Dit gaat zeker een uur zo door.

Intussen komt er stoom uit mijn oren. Ik ben zo wanhopig, dat ik op het punt sta om in mijn auto te stappen en gewoon weer naar huis te rijden. Steek die retraite maar in je dinges. Ik ben er klaar mee!

Een vrijwilligster bij de registratie gaat diep naar me luisteren. Helemaal volgens de regels der kunst. Ze kijkt me oprecht meedogend aan, terwijl ik mijn ellende eruit braak. ‘Drie en een halve maand ben ik bezig geweest om in die auto te komen. Elke dag iets gedaan. Gekkenwerk natuurlijk. Bladiebla, pech onderweg….’ bries ik verontwaardigd.

‘Je ziet niets aan me, maar ik ben zwaar gehandicapt,’ roep ik verhit. Ik zie eruit of ik een paard kan doodslaan intussen. Niet bepaald gehandicapt. De vrouw kijkt meewarig. Ze bedoeld het ongetwijfeld goed, maar het werkt evenzogoed averechts op mijn verhitte zenuwen. Toch ben ik enigszins bedaard, als ze me onverrichterzake naar het kantoor terugstuurt.

Ik ga nog 1 poging doen en anders is het einde verhaal. Ik ga onder geen beding met kruiwagens vol bagage over een heuvel vol pruimenbomen sjokken teneinde mijn tent pal in de volle zon te zetten. Ik moet een schaduwrijk plekje hebben dicht bij de meditatiehal en het sanitair. En ik weet precies zo’n plekje. En daar staat nog niemand!

‘Dat gedeelte is voor de staf,’ zegt iemand streng. ‘Het ligt helemaal aan de buitenrand,’ pareer ik. ‘Maar het is daar wel noble silence,’ krijg ik als weerwoord. ‘Dat vind ik juist lekker,’ probeer ik weer.

Als ik uiteindelijk mijn spullen naar de betreffende plek wil brengen is de boel afgezet. Er mogen geen auto’s rijden op het pad. Ze verzinnen hier ook altijd weer wat. Nee, ik moet dus toch met kruiwagens aan de slag. Als ik me opnieuw op het kantoor meldt trekt  de non, die me dwarszit een strenge streep door haar gezicht. “NEE.’ Geen praten aan.


‘Ik ga naar huis,’ besluit ik ter plekke. Zijn ze nu helemaal gek geworden hier?

Dan staat een kleine Française op vanachter haar computer. Een vrijwilligster hier uit de regio. Een vrouw met flair. Een actrice hoor ik later….. Ze heeft het hele verhaal meegekregen. ‘Kom,’ wenkt ze. Om vervolgens alle regels met voeten te treden vanuit een soort natuurlijk gezag. Eindelijk iemand, die zich mijn probleem aantrekt. Ze haalt de wegversperring weg en laat me met auto en al naar achter rijden.

Daar gooi ik voor haar verbijsterde ogen al mijn bagage met een grote zwaai uit mijn karretje. Als een gigantische woeste amazone. Binnen vijf minuten ligt er een geweldige berg troep op de bosgrond. Verwilderd sta ik ertussen te wankelen.

Een paar uur later is het leed geleden. Mijn tent staat. Met veldbed en al. Ik heb iets eetbaars binnen gekregen. Een flinke wasbeurt onder de invalidendouche heeft ook wonderen gedaan. Een goeie hap pijnstillers erin en ik kan naar bed.

Mijn vriendin de Nederlandse non heeft intussen ook al gehoord dat ik ben gearriveerd. ‘Er staat een hele boze nederlandse vrouw in de office,’  vertellen de nonnetjes haar, ‘Ze heeft een heeeeeeeeeeeeeeeeeeel kort rokje aan!’  (Tot aan mijn knieën). ‘Dat draag je toch zeker niet op een retraite! En een grote hoed op haar hoofd.’


‘Is ze heel erg lang?’ vraag mijn vriendin verheugd. Ook voor haar is het een verrassing, dat ik hier weer opduik. En als het antwoord bevestigend is: ‘Stop haar maar in mijn familie!’

‘Haha, Heks. Wat een verhaal over je spijkerjurk. Mensen lopen hier echt gewoon in korte broek enzo. Zolang je het maar niet in de meditatiehal doet. Ik heb het voor je opgenomen, hoor. Dat is Heks, die ken je toch wel, heb ik gezegd. Ze loopt altijd in van die hele lange gewaden. Waar hebben jullie het over? Ze heeft twee dagen in een bloedhete auto gezeten. Vandaar dat jurkje.’

‘En er is vast een reden, waarom ze zich niet heeft aangemeld. Dat doet ze sowieso alttijd pas op het laatste moment, omdat het altijd onzeker is of het haar wel lukt om hier te komen.’ En dat is inderdaad zo. Ik ben het thuis in alle hectiek stomweg vergeten. En het hotel onderweg had geen WIFI.

’s Avonds lig ik tevreden in mijn tent. Het leed is geleden. Ik heb het overleefd. Ik heb het bijgelegd met de nonnen in de office. Stil lig ik te luisteren of ik mijn vriend Uil soms hoor. Ik ben volledig in mijn hart merk ik. ‘Deze plek is een groot hart,’ doezel ik verder. Met af en toe een dwarse non. Nou ja, je ziet ook niks aan Heks. Dat blijft me opbreken bij tijd en wijle.

Maar het is ook fijn. Als mensen je de godganse dag met een deerniswekkend gezicht bij voorbaat lopen te helpen is ook niet alles. Vraag maar aan mijn vriendin Kras. Zo is het altijd wat.


 

Hardnekkig vragen van verkeerde aandacht en lozen van allerlei afval in mijn kleine kruidentuintje drukt als een loden last op de pijnlijke schouders van Heks: Ik ben verdorie geen vuilnisvat! En ook: Nieuwe vriendin wandelt mijn leven in met haar Mechelaar!

‘Kom schatje, we gaan naar Baris,’ Ik kriebel mijn hondje achter zijn oren, ‘Baris. Baris, Baris…..’ VikThor spitst zijn flappers. Hoort hij het goed? Hij houdt zijn geinige koppie schuin en zijn ondeugende bekkie gaat open in een soort grijns. Althans, daar lijkt het op. Hoera! We gaan wandelen met mijn vroegere hulp en haar Mechelaar.

Niet veel later zit ik in de auto. Laat ik er nog maar eventjes van genieten, want het ziet ernaar uit dat ik mijn kanariepiet op termijn ga kwijtraken. Of mijn dieren. ‘Breng ze maar naar het asiel,’ zegt de financiële man tegen me, ‘Of houd eens een tijdje op met je medicatie. …’ Alsof ik dat voor mijn lol slik!

Het zal de auto wel worden vrees ik. Heks is bezig om zich financieel te beraden. Dingen zijn toch niet zo goed geregeld als ik dacht. Opeens hang ik aan allerlei touwtjes te bengelen! Ik ben ergens onderweg mijn autonomie op dit gebied volstrekt kwijtgeraakt! En als ik ergens niet tegen kan is het om mijn vrijheid op te offeren voor zoiets stoms en triviaals als geld!

Terwijl ik de stad uit rijd heb ik last van een medeweggebruiker. Hij haalt me in en gaat zo rijden dat ik er niet meer langs kan, ondanks de tweebaansweg. Hij treuzelt voor mijn neus en kijkt in zijn spiegel naar Heks. Ik neem gas terug en doe alsof ik linksaf wil slaan. Op het laatste moment ga ik echter toch naar rechts. De man is dan al in de rij voor het andere stoplicht beland. Mooi zo. Daar ben ik vanaf…..

©Toverheks.com

Maar nee. Niet veel later zit er weer zo’n klever achter me. Zou het dezelfde zijn? Ik heb helemaal niet op het type auto gelet. Noch op de bestuurder. De chauffeur plakt en plakt. Heks kan geen kant op, want voor me zit iemand te sukkelen en naast me rijden ook auto’s. Plotseling haalt de eikel me links in en schiet tussen mijn auto en een voorganger op de andere baan door om pal voor mijn neus schielijk weer in te voegen. Een levensgevaarlijke manoeuvre!

Even later gaat de man vol op zijn rem. Zomaar. Om me te pesten: Er rijdt niks vlak voor hem. Ik knal er bijna bovenop. Hij rijdt tergend langzaam totdat we bij stoplichten komen. Heks heeft geen zin in de engbek. Ik wijs op mijn voorhoofd naar de starende idioot in zijn achteruitkijkspiegel en wissel snel van baan.

Maar als ook ik voor de lichten stop hoor ik plok. Of TOK. O jee. Nu ben ik uit pure nijd tegen mijn nieuwe voorganger aangereden.

Braaf sukkel ik achter de geschonden auto aan naar een loze rijstrook. Daar bekijken we de schade. ‘Jullie zijn gered door jullie afweergeschut,’ lacht Heks opgelucht tegen het uitermate vriendelijke echtpaar dat is uitgestapt. Ik ben alleen maar tegen hun trekhaak aangekomen. En die heeft een luikje in mijn bumper opengeduwd. Niks aan de hand. Goddank!

‘Zagen jullie wat er gebeurde?’ Ze hebben het niet gezien. Hoe weer één of andere kerel aandacht wilde van Heks. Het was niet eens een lelijke vent, maar wel een griezel natuurlijk. Een ongeluk veroorzaken vind ik nu niet bepaald sexy.

‘Heks, jij bent zo’n prachtige superslimme vrouw, sommige mannen kunnen daar niet tegen. Vooral als ze zelf lelijk zijn of oliedom. Of een slecht karakter hebben. Daarom hebben ze een hekel aan je. En dan ben je daarbij ook nog eens een echte schat! ‘ Don Leo troost me als er weer eens zo’n type tegen me heeft staan schreeuwen.

©Toverheks.com

Zoals gewoonlijk was er geen enkele aanleiding is voor dit gedrag behalve mijn existentie. Soms zit iemand zelf vol met louter nijd. En dat wil ‘ie dan zo snel mogelijk kwijt……

Heks wordt dan nogal eens aangezien voor vuilnisvat. Een oude rol, die me niet meer past. Helaas heeft nog niet iedereen dat in de gaten. En sommigen kunnen dat gedrag nu eenmaal niet laten.

Heks was dus weer eens met stomheid geslagen, voor de zoveelste keer in haar leven, maar iets terug zeggen heeft meestal geen zin bij aartschagrijnen. Je kunt beter de plaats poetsen!

Deze prachtige dame rijdt op deze zonnige dag met haar geweldige hondje in haar aftandse maar zeer geliefde autootje naar het strand. Daar staan Baris en zijn vrouwtje ongeduldig op ons te wachten. ‘Ha schat, daar zijn we dan, iets verlaat, want ik werd achtervolgd door een foute kerel’ ik til VikThor uit de auto en grijns ondeugend naar mijn vriendin. We vliegen elkaar om de hals. Voorzichtigjes. Vanwege mijn gekke nek.

©Toverheks.com

Dan lopen we een heerlijk rondje door de duinen. Het stormt, maar we vinden een beschut plekje uit de wind en in de zon. Mijn maatje tovert een thermosfles met thee tevoorschijn. ‘Wil je er ook een lekker sneetje kerststol bij?’

De hondjes zijn toch zo blij. VikThor pakt de bal af van Baris en gaat uitdagend ererondes rennen om de picknicktafel. We liggen in een deuk. Baris staat goeiig te grommen. ‘Leg neer die bal…..’

Op het strand waaien we compleet uit ons hemd. De zee is een grote woeste wit schuimende watermassa. Je kunt tegen de lucht leunen! We worstelen ons een weg tegen de wind in. Helaas zijn alle standtenten gesloten. Maar we vinden nog een zonnige duinpan! Voor een laatste kopje thee.

Op het parkeerterrein bij Duinoord nemen we afscheid. Maar niet voordat we een nieuwe afspraak hebben gemaakt. Volgende week gaan we weer aan de wandel. Op alweer een andere locatie.

Op mijn gemak tuf ik terug naar Leiden. Ik rijd helemaal om, zodat ik via Voorschoten de stad in kom: Ik moet nog eventjes langs de apotheek. Het dorp van mijn jeugd is ook al bezig om zich te laten opstuwen in de vaart der volkeren. Een megalomaan bouwproject verkracht het hart van dit mooie oude plaatsje. Een kniesoor die er op let…..

Wat is het fijn om samen op stap te gaan. Om weer een vriendin erbij te hebben. Ik heb zoveel verliezen geleden de laatste jaren. De laatste tijd ook. Uit elkaar groeien houd je nu eenmaal niet tegen…..

Maar hier groeit iets. Naar elkaar toe. Mooi.

©Toverheks.com

 

 

 

 

Zes passagiers in mijn gele autootje. Zo’n Peugeotje 107 biedt onverwacht veel ruimte, vooral als de passagiers van Aziatische afkomst zijn……

zes mensen in een peugootje 107

zes mensen in een peugeotje 107

Vanmorgen, 19 juni, word ik om kwart voor vijf wakker van een droom. Ik probeer de details te achterhalen. Terwijl ik daarmee bezig ben begint er een non megahard op de enorme bel te rammen. Ik hoor het door mijn oordoppen heen. ‘Iets zachter asjeblieft’, smeek ik in gedachten, want ik heb maar vier uurtjes geslapen. Het lukt me niet meer om in slaap te vallen, ik heb een gigantisch snothoofd. Dan maar naar de ochtendmeditatie besluit ik.

Terwijl ik erheen loop voel ik dat nu ook mijn andere oog raar aanvoelt. Ik heb al een afschuwelijk ontstoken oog aan de linkerkant. Rechts zit nu een enorme zandkorrel over mijn oogbol te schuren. Althans daar lijkt het op. Als ik uit frustratie in dit oog wrijf, wordt het nog veel erger.

De ochtendmeditatie wordt begeleidt door teksten als: ‘Inademend word ik me bewust van mijn lichaam, uitademend glimlach ik naar mijn lichaam.’ Ik doe dat laatste als een boer met kiespijn. Mijn lijf voelt verschrikkelijk. Alles doet zeer en ik heb mijn ochtendportie pijnstillers nog niet binnen. Ook mijn Tens-apparaat ligt nog in de tent. Mijn verkouden kop produceert een lichte hoofdpijn. En dan ook nog dat schuurpapier in mijn oog….. Wat een ramp!

‘Boeddha, Aartsengelen, help me, dit is geen doen. Ik begin boven het acceptabele niveau van fysieke ellende uit te stijgen. Straks moet ik echt een arts consulteren en daar heb ik helemaal geen zin in!’ Als door een wonder begint mijn rechteroog enorm te tranen. De zandkorrel verdwijnt. Voor even dan. In de loop van de dag steekt ‘ie regelmatig de kop op…..

Na alle pillen, koffie en mijn externe pijnstiller voel ik me een stuk beter. Ik ben zo verrekte vroeg. Heerlijk gewoon. Op het parkeerterrein word ik benaderd door een jonge Aziatische vrouw. Uit Boston. Of er wat mensen mee kunnen rijden. ‘Natuurlijk, ik heb plaats voor drie personen.’  We hebben les van Thay in het klooster boven op de berg. Een hele klim. Heks begint er al niet meer aan.

 

zes mensen in een peugootje 107

Vier piepkleine dametjes zitten op de achterbank gepropt

Er komen nog drie piepkleine dametjes bij. Nou ja, dat moet wel lukken. Drie wurmen zich op de achterbank. De vierde zit vrolijk naast me te kwetteren. ‘Mijn man moet ook mee hoor’, benadrukt ze met klem, ‘Hij kon niet wachten en is al gaan lopen. Maar dat hele end redt hij nooit. Hij is al vierentachtig!’ Het is wel drie kwartier lopen naar de monniken. Inderdaad een beetje te veel van het goede op die leeftijd.

Na een paar minuten halen we hem in. De vier dametjes zitten op de achterband gepropt en dit vieve heerschap nestelt zich naast me. ‘We kunnen zo in het Guiness book of records’, grapt de oude baas. De gekscherende opmerkingen zijn niet van de lucht. Kwinkslagen vliegen om mijn oren. Er wordt flink gelachen zo op de vroege ochtend.

Onderweg zwaaien sommige mensen enthousiast naar dat kleine gele autootje. Normaal gesproken fungeer ik als een soort bezemwagen. Links en rechts veeg ik de vermoeiden of laatkomers op. Ik zie heel wat verbaasde gezichten als ze zien hoe vol mijn wagentje vandaag zit. Ik heb ook wel eens een paar nonnetjes op de achterbank. Maar zoveel mensen tegelijk……

Helemaal verfrist kom ik boven aan met mijn kostbare lading. This made my day! Ondanks de beroerde start is de rest van mijn dag luchtig en vrolijk. Ik geniet van Thays wijze woorden. Doe op mijn gemak mee met de wandelmeditatie. En blijf daarna eten in het mannenklooster.

Ze koken hier veel meer binnen mijn dieet. En heeeel erg lekker. Ik schep een enorm bord op. En eet het op tegenover een vrouw, die oefent in het zo min mogelijk eten. Aan haar postuur te zien, is ze daar pas onlangs mee begonnen. Ze kauwt eindeloos lang op een piepklein beetje voedsel.

Daarna scoor ik in de boekwinkel een paar lege dozen, waar allemaal boeddhaplaatjes op staan. Ze gooien ze weg. En ik plak er weer kaarten van. Of andere knutseldingen.

Dan ga ik nog eventjes op de schommel zitten onder de enorme Lindeboom. De eerste keer, jaren geleden alweer, dat ik die boom zag, stond hij volop in bloei. Een enorme kolonie bijen zoemde rondom de bloemen. Gek genoeg meende ik te verstaan ,dat ze het “The Living Tree” noemden’. Dat vond ik mooi. Die zoemende boom. Zo vol leven….

Op de terugweg geef ik een lift aan een kunstenares. We hebben elkaar al in de workshop ontmoet. Ze is met hele leuke projecten bezig en woont niet al te ver uit de buurt. Heks heeft er weer een Facebookvriendin bij.,,,,

vijf lifters passen er in mijn autootje, peugeootje 107

Het hele gezelschap komt niet hoger dan mijn navel……