Woensdag ben ik de gehele dag druk met mijn kat. En dat terwijl ik me vreselijk slecht voel. Een narrig griepje piept in mijn gewrichten, klappert in mijn kaken en knerst in mijn kop. De dag ervoor heeft de huisarts een Lidocaïne-injectie in mijn nek gezet, maar het effect is weinig pijnstillend te noemen.
‘Het lijkt verdorie wel alsof hij er pijnverwekkers heeft ingesproken. Mijn hele nek is op tilt geslagen. Maar ook mijn armen, schouders, ellebogen, heupen en knieën zijn extreem pijnlijk geworden….’ mompel ik verbluft. Aan het eind van de dag wil ik mijn hoofd het liefst afzagen.
Weg met dat zware gewicht daar bovenop. Ik leef wel verder als kip zonder kop.
Donderdag kan ik dan eindelijk een dagje bijtrekken. Toegeven aan allerlei vage griepverschijnselen. Mijn pijnlijke hoofd te ruste leggen. Alleen het hondje krijgt vandaag wat van mijn beperkte energie.
Ik moet bijkomen en energie sparen. En bijtrekken. En alvast vooruitplannen: Spaarzaam mijn energie om komende bezigheden heen organiseren. Morgen is de begrafenis. Ik check de rouwkaart een keertje of zestien. Ja, het begint echt om twee uur in de middag.
Bij de begrafenis van tante had ik verkeerd gekeken. Dingen door elkaar geklutst. Ik zal wel extreem moe zijn geweest. Kwam ik een half uur te laat. Gelukkig heeft niemand dat toen gemerkt…
Vrijdagmorgen moet ik direct aan de slag. Hondje uitlaten, zelf uitdeuken, bed opmaken samen met mijn hulp, lunchen en douchen en iets stemmige aan trekken. De laatste onderdelen komen in het nauw. Ik douch en trek iets aan, maar de lunch schiet erbij in. Ik neem een broodje sesampasta mee. Daar moet ik het dan maar op doen vanmiddag.
Op de heenweg word ik bijna zijdelings geplet door een kerel in een bestelbus. Hij komt helemaal mijn weghelft op en snijdt me flink af. Ik word gedwongen op de andere baan te gaan rijden, maar daar rijden dus tegenliggers.
Ik toeter en zie de chauffeur van het busje met opschrift ‘Jan van Rhijn’ opschrikken vanachter zijn telefoon. Hij zit al rijdend te SMS’en midden op het kruispunt bij de Lammenschans. Waar het hectisch is en onoverzichtelijk. Waar je uit je achterlijke doppen moet kijken, lul!
Ik wijs op mijn hoofd. Kierewiet. ‘Jeetje, je zal maar een ongeluk krijgen op weg naar een begrafenis,’ denk ik bij mezelf. Stel je voor. Stond ik nu schadeformulieren in te vullen met die idioot. Goddank is het goed afgelopen.
Na de begrafenis rijden we in colonne het terrein af. Voor me rijdt een flinke SUV. Een tegenligger wil er per se langs. Ook langs mij, maar ik rijd net langs een geparkeerde auto. Ik kan geen kant op, pal achter me rijdt ook alweer iemand.
Met mijn halfzachte kop stuur ik ietsjes naar links. Glijdt een beetje opzij, schamp licht tegen de geparkeerde auto. Shit.
Een oud kereltje met skistokken in de hand komt als een duveltje uit een doosje tevoorschijn. Direct begint hij zich met het geval te bemoeien. Ik let maar niet teveel op hem, maar bel aan bij het kolossale huis van de eigenaar van de auto. Zoveel heeft dat gekke kereltje me wel verteld.
Het rare baasje springt nerveus om me heen, als de eigenaar van de auto de voordeur open doet. Direct begint hij te ratelen tegen de man. Dat ik zijn auto heb aangereden en dat hij me direct in mijn kippennek heeft gegrepen…..
De eigenaar wuift de man weg. Eindelijk ben ik van dit kwelduiveltje verlost. We nemen de schade op. Ja, een paar krassen op de voorbumper. Kan evenzogoed een dure grap worden….. De auto is overigens net zo’n deukbak als die van Heks. Over de hele zijkant lopen krassen en butsen.
‘Ik doe tegenwoordig niets meer aan al die beschadigingen. Geen doen in de stad. Om de haverklap maakt er weer iemand een nieuwe deuk in en er hangt nooit een briefje bij. Behalve 1 keertje dan. Maar die persoon had een valse naam en telefoonnummer opgegeven. Iemand zal em wel betrapt hebben, net als dat baasje zonet hier…’ vertel ik de eigenaar.
‘Wat erg voor u,’ reageert hij begripvol. Ja, zo gaat dat in de grote stad. Ik heb hem echter niet op een idee gebracht…..
Gelaten laat ik het allemaal maar over me heenkomen. Ik kan me er niet druk om maken. Wel gek, dat ik een gedachteflits had over het krijgen van een ongeluk, net als van de zomer toen ik zonder benzine kwam te staan op een ongelofelijk ongelukkig punt op de snelweg naar Parijs…… Gelukkig was het in beide gevallen een onschuldig ongeluk. Niets ernstigs. Alleen ongemak en blikschade.
We eten broodjes en drinken koffie met alle genodigden. Wijn, bier en bitterballen volgen. Heks eet haar boterham met sesampasta. Ik zoen tantes en ooms, neven en nichten.
Ik zie hoe de enorme genensoep kromme neuzen door de familie heeft verspreid alsof het niets is. Mij onbekende jonge mensen met mijn neus! Of met andere familietrekken of typische clan-kenmerken.
Ik hoor mooie dingen over mijn oom. Hoe hij altijd twee schone zakdoeken bij zich droeg. Eentje om zijn eigen neus desgewenst in te snuiten en eentje om iemand te troosten! Ook nu heeft hij er twee bij zich!
‘Hij geloofde absoluut in een weerzien met zijn geliefden. Volgens hem is er een enorme kwekerij in de hemel met een grote schuur. Daar zitten al zijn oude medewerkers al stekkend op hem te wachten. Jouw vader is er ook bij…..’ vertelt zijn oudste zoon.
Intussen kun je me natuurlijk wel opvegen. Het was al niet veel de laatste dagen, maar de koek raakt aardig op. Ik begin aan de afscheidsronde.
Een dierbare tante heeft een vraag voor me. Dus ik begin bij haar. Wat ze me echter vraagt is zo ongelofelijk in de pijnlijke roos. Doet zoveel stof vanbinnen opwaaien. Geeft een scala aan inwendige chemische reacties. Ik voel hoe er stoom uit mijn oren ontsnapt. Ik moet nu echt dringend wegwezen hier……
Zo zeg ik alleen tante en lievelingsnicht gedag. Ik zwaai vriendelijk in de rondte. Wapper nog een beetje na dat ik ga. En foetsie ben ik.
Op de terugweg krijg ik het toch nog even te kwaad. Een verlate reactie zoals dat vaker gaat. Thuisgekomen ga ik een enorm end fietsen met VikThor. Hij moet zijn energie kwijt en ik iets anders. Mijn trouwe elektrische Beixo scheurt door de polder. VikThor rent er uitgelaten achteraan.
Wie A zegt moet B zeggen. Wie zegt dat het altijd gemakkelijk is? Als je echt verandert willen mensen je altijd terug in je oude groef. Vooral als je besluit geen pleaser meer te willen zijn. Niet meer overal achteraan te rennen. Of als je ongeschikt raakt als zondebok.
Maak er geen drama van, Heks. Je hebt gedaan wat je kon en nu is het op. Misschien moet iemand anders maar eens op de proppen komen. Je hebt 1 groot voordeel: Je kunt je onttrekken aan wetten van ruimte en tijd. Je kunt je op andere manieren met iemand verbinden. Jij hoeft niet fysiek op bezoek te gaan om iemand te bezoeken.
Vannacht slaap ik ellenlang. Ik meld me af voor de koorrepetitie van vandaag. Eerst maar eens helemaal bijkomen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.